In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De zaak betreft de appellant die bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet (PW) en die in beroep ging tegen de verplichtingen die het college van burgemeester en wethouders van Stein hem had opgelegd. De appellant betwistte de rechtsmiddelenclausule die was opgenomen in het besluit van 30 december 2019, waarin hij werd verplicht om mee te werken aan een medisch onderzoek van de gemeentelijke gezondheidsdienst (GGD). Hij stelde dat het college ten onrechte deze clausule had opgenomen zonder toelichting over de aspecten waartegen bezwaar kon worden gemaakt. De Raad oordeelde dat het college terecht een rechtsmiddelenclausule had opgenomen, omdat er sprake was van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad concludeerde dat er geen grond was voor het oordeel dat het college bij het opnemen van de clausule had moeten toelichten tegen welke aspecten bezwaar kon worden gemaakt.
Daarnaast voerde de appellant aan dat de verplichtingen die hem waren opgelegd te ruim waren omschreven. De Raad oordeelde dat de verplichtingen die in de besluiten van 30 december 2019 en 20 januari 2021 waren opgenomen, niet ruimer waren dan de wet voorschrijft. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van de appellant ongegrond. Dit betekent dat de bestreden besluiten in stand blijven en dat de appellant geen recht heeft op vergoeding van proceskosten of griffierecht.