In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 13 februari 2024, wordt het hoger beroep van appellante behandeld tegen de beslissing op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer. Appellante had eerder een aanvraag voor bijzondere bijstand ingediend, maar het college had niet tijdig beslist. Na een reeks van beslissingen en rechtszaken, oordeelt de Raad dat het college niet meer bevoegd was om te beslissen op het bezwaar van appellante. Het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn wordt afgewezen, omdat de Raad concludeert dat de redelijke termijn niet is overschreden. De Raad vernietigt het besluit van 25 augustus 2022, voor zover het college heeft beslist op het bezwaar van 4 mei 2021, en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Appellante krijgt het betaalde griffierecht terug, maar geen vergoeding voor proceskosten.