ECLI:NL:CRVB:2024:306

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
16 februari 2024
Zaaknummer
22/2182 WLZ-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) door het CIZ, geen blijvende behoefte aan 24 uur zorg in de nabijheid

In deze zaak heeft appellante op 16 september 2020 een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Het CIZ heeft deze aanvraag op 15 december 2020 afgewezen, met als argument dat appellante geen blijvende behoefte heeft aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid. De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging.

Appellante stelt dat zij recht heeft op Wlz-zorg omdat zij 24 uur zorg in de nabijheid nodig heeft, wat zij onderbouwt met een brief van PsyQ. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het CIZ de afwijzing terecht heeft gedaan. De Raad oordeelt dat de medische adviezen van het CIZ zorgvuldig zijn en dat er geen noodzaak is voor 24 uur per dag zorg in de nabijheid. De Raad wijst erop dat appellante weliswaar veel hulp nodig heeft, maar dat deze hulp niet onder de Wlz valt en dat zij zich moet wenden tot de gemeente of zorgverzekeraar voor ondersteuning.

De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. Appellante krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug. De uitspraak is openbaar gedaan op 8 februari 2024.

Uitspraak

22/2182 WLZ-PV
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 1 juni 2022, 21/4039 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het CIZ
Datum uitspraak: 8 februari 2024
Zitting hebben: L.M. Tobé, als voorzitter en A. van Gijzen en N.R. Docter als leden.
Griffier: I. van der Hout.
Namens appellante is verschenen J. Roggekamp. Het CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.E. Koedood en mr. S.M. Kersjes-van Bussel.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Appellante heeft op 16 september 2020 een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Bij besluit van 15 december 2020, gehandhaafd bij beslissing op bezwaar van 15 juni 2021 (bestreden besluit), heeft het CIZ de aanvraag van appellante afgewezen. Het CIZ heeft zich – samengevat – op het standpunt gesteld dat bij appellante sprake is van de grondslagen psychische stoornis en somatische aandoening. Appellante heeft echter geen recht op zorg op grond van de Wlz, omdat zij geen blijvende behoefte heeft aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het niet eens met de uitspraak van de rechtbank. Zij heeft aangevoerd dat zij recht heeft op Wlz-zorg, omdat zij is aangewezen op 24 uur zorg in de nabijheid en die zorg ook blijvend nodig heeft. Door haar psychiatrische problematiek ervaart appellante ernstige beperkingen in haar zelfredzaamheid. De hulp die zij ontvangt op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 is ontoereikend om in haar zorgbehoefte te kunnen voorzien. Ter onderbouwing van haar standpunt dat zij blijvend is aangewezen op 24 uur per dag zorg in de nabijheid heeft appellante onder meer een brief van PsyQ van 30 maart 2023 overgelegd.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt aan de hand van wat appellante heeft aangevoerd of het oordeel van de rechtbank over het bestreden besluit juist is. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt.
4.1.
De Raad is van oordeel dat het CIZ het bestreden besluit heeft mogen baseren op de medische adviezen van de medische adviseurs van het CIZ en daaruit heeft kunnen opmaken dat van een blijvende behoefte aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid als bedoeld in de Wlz geen sprake is. Uit de medische adviezen blijkt dat appellante kampt met forse psychiatrische klachten waarvoor zij veel hulp nodig heeft, met name op het gebied van persoonlijke verzorging en het verzorgen van haar huishouden. Die hulp komt nog onvoldoende van de grond. Ook heeft appellante nog onvoldoende kunnen profiteren van behandeling op grond van de Zorgverzekeringswet. De medische adviseurs concluderen dat er geen noodzaak is voor 24 uur per dag zorg in de nabijheid en dat verdere behandeling nog mogelijk is.
4.2.
Uit wat appellante heeft aangevoerd volgt niet dat de medische adviezen niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, niet concludent of anderszins onjuist zijn. Uit informatie van PsyQ volgt dat appellante in de periode in geding – die loopt tot en met de datum van het bestreden besluit van 15 juni 2021 – nog volop behandeling onderging. Weliswaar blijkt uit de in hoger beroep ingebrachte brief van PsyQ van 30 maart 2023 dat dit niet het gewenste resultaat heeft gehad en dat PsyQ haar niet de zorg kan bieden die zij nodig heeft, maar dit betekent nog niet dat geoordeeld moet worden dat zij ten tijde van belang blijvend 24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig had als bedoeld in de Wlz. Integendeel, uit de brief van PsyQ van 30 maart 2023 blijkt dat appellante outreachende zorg nodig heeft en dat zij gebaat zou zijn bij meer begeleiding in de vorm van beschermd wonen, waarbij er 24 uur per dag zorg op afstand geboden wordt, met aandacht voor het stimuleren van dagactiviteiten. Dit betreft geen zorg zoals bedoeld in de Wlz. Het CIZ heeft de aanvraag van appellante daarom terecht afgewezen. Het voorgaande neemt niet weg dat appellante veel hulp nodig heeft, waarschijnlijk meer dan zij momenteel ontvangt. Daarvoor zal zij zich echter moeten wenden tot de gemeente en/of de zorgverzekeraar.

Conclusie en gevolgen

5. De conclusie is dus dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding. Appellante krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) I. van der Hout (getekend) L.M. Tobé
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep.