Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Besluit proceskosten bestuursrecht een veroordeling in de kosten alleen betrekking kan hebben op reiskosten van een partij (of een belanghebbende).
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. R.J. Ruiter, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg. De rechtbank had op 20 september 2022 een beslissing genomen in de zaak met nummer 21/1694. Op 25 juli 2023 heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarop appellante haar hoger beroep heeft ingetrokken. Tegelijkertijd heeft zij de Raad verzocht om het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het Uwv volledig tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellante, waardoor de intrekking van het hoger beroep gerechtvaardigd was. De Raad heeft vervolgens de proceskosten die appellante heeft gemaakt in de procedures bij de rechtbank en de Raad beoordeeld. De kosten zijn begroot op € 2.625,- voor rechtsbijstand, en het Uwv is ook veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van € 185,- dat appellante heeft betaald.
De Raad heeft in zijn overwegingen verwezen naar de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht, die de basis vormen voor de proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 14 februari 2024, waarbij T. Dompeling als rechter en M.D.F. de Moor als griffier aanwezig waren. De Raad heeft de proceskostenveroordeling en de vergoeding van het griffierecht in de beslissing opgenomen.