ECLI:NL:CRVB:2024:283
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidseisen na auto-ongeluk
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 februari 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om hem een WIA-uitkering toe te kennen. Appellant, die zich ziekmeldde na een auto-ongeluk in 2018, stelde dat hij meer beperkingen had dan het Uwv had aangenomen en dat hij de geselecteerde functies niet kon vervullen. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was, en dat de medische informatie die appellant had overgelegd geen aanleiding gaf om van deze conclusie terug te komen.
Het procesverloop begon met een hoger beroep ingesteld door mr. M.A. Verboven namens appellant, waarbij een rapport van bedrijfsarts J.F.G.M. Thissen werd ingediend. Het Uwv diende een verweerschrift in, vergezeld van rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep. Tijdens de zitting op 28 december 2023 was appellant aanwezig, bijgestaan door zijn broer en mr. Verboven, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. M.W.L. Clemens.
De Raad concludeerde dat de rechtbank de eerdere beslissing om het beroep van appellant ongegrond te verklaren terecht had gehandhaafd. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en voegde hieraan toe dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep overtuigend had aangetoond dat de door Thissen aangevoerde argumenten niet voldoende onderbouwd waren. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van het bestreden besluit en bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waardoor appellant geen recht had op een WIA-uitkering en geen proceskostenvergoeding ontving.