ECLI:NL:CRVB:2024:279

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
13 februari 2024
Zaaknummer
21/1044 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep tegen het Uwv

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep met zaaknummer 21/1044 ZW. De appellant, vertegenwoordigd door mr. J.J. van Kuijk, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag van 4 februari 2021. De appellant heeft op 3 oktober 2023 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling van het Uwv. Het Uwv had op 2 augustus 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarmee het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van de appellant. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv al had besloten tot vergoeding van de kosten in de bezwaarfase, en moest nu alleen oordelen over de kosten in beroep en hoger beroep. De Raad heeft het Uwv veroordeeld tot een bedrag van € 2.651,- aan proceskosten, inclusief reiskosten en griffierecht. De uitspraak is gedaan door E.J.J.M. Weyers, met S.C. Scholten als griffier.

Uitspraak

21/1044 ZW
Datum uitspraak: 8 februari 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
4 februari 2021, 19/7217 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. J.J. van Kuijk, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Appellant heeft bij brief van 22 juni 2023 de samenwerking met mr. Van Kuijk beëindigd.
Het Uwv heeft op 2 augustus 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij e-mailbericht van 3 oktober 2023 heeft appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Appellant heeft het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 2 augustus 2023 volledig aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
Aangezien het Uwv al heeft besloten tot vergoeding van de gemaakte kosten in de bezwaarfase, moet de Raad alleen nog oordelen over de in beroep en hoger beroep gemaakte kosten.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), begroot op € 1.750,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 875,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift) en reiskosten van € 26,-, in totaal € 2.651-.
Ook dient het Uwv het door appellant in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.651,-;
- bepaalt dat het Uwv het aan appellant het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 181,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.J.M. Weyers, in tegenwoordigheid van S.C. Scholten als griffier. De beslissing is uitgesproken in het 8 februari 2024.
(getekend) E.J.J.M. Weyers
(getekend) S.C. Scholten