Deze zaak betreft een herziening en terugvordering van bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven. Appellante ontving sinds 8 juni 2017 bijstand op grond van de Participatiewet (PW). Het college heeft de bijstand over de periode van 1 april 2018 tot en met 30 november 2020 herzien en teruggevorderd omdat appellante haar inlichtingenverplichting heeft geschonden door niet te melden dat zij bijschrijvingen heeft ontvangen van haar ex-partner en incidenteel van haar ouders. Het college heeft deze bijschrijvingen als inkomen aangemerkt en op de bijstand in mindering gebracht. Appellante betwist dat de bijschrijvingen als in aanmerking te nemen middelen kunnen worden gezien, omdat zij een deel van deze bedragen heeft teruggeboekt aan haar ex-partner en contant heeft teruggegeven. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellante niet voldoende heeft onderbouwd dat deze bedragen niet als inkomen kunnen worden aangemerkt. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die het beroep van appellante ongegrond heeft verklaard. De herziening en terugvordering blijven daarmee in stand. Appellante krijgt geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven.