ECLI:NL:CRVB:2024:2463

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 juli 2024
Publicatiedatum
12 maart 2025
Zaaknummer
23/1572 WAZO-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroepen wegens niet betalen griffierecht en afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding

In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 25 juli 2024, zijn de hoger beroepen in de zaken 23/1567 ZW, 23/1568 WAZO en 23/1571 WW niet-ontvankelijk verklaard. Dit gebeurde omdat appellante het griffierecht niet had betaald. De Raad oordeelde dat het standpunt van appellante, dat er sprake was van samenhangende zaken en dat er daarom geen griffierecht verschuldigd was, niet werd gevolgd. De zaken betroffen verschillende wetten en de inhoud van de bestreden besluiten was niet gelijk, waardoor de Raad de zaken niet als samenhangend beschouwde. In de zaken 23/1569 ZW, 23/1570 ZW en 23/1572 WAZO was het griffierecht wel betaald, en deze zaken werden inhoudelijk beoordeeld. Appellante had in deze zaken aangevoerd dat haar gemachtigde ten onrechte niet als professioneel rechtsbijstandverlener was aangemerkt, maar de Raad volgde deze redenering niet. De rechtbank had eerder de bezwaren van appellante ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraken. Tevens werd een wrakingsverzoek van de gemachtigde afgewezen, omdat dit niet meer mogelijk was zodra de mondelinge uitspraak was gestart. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen dat het griffierecht niet was betaald en dat de gemachtigde niet voldeed aan de eisen voor professionele rechtsbijstand.

Uitspraak

23/1567 ZW, 23/1568 WAZO, 23/1569 ZW, 23/1570 ZW, 23/1571 WW, 23/1572 WAZO-PV
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraken van de rechtbank Noord-Nederland van
  • 28 april 2023, 22/827 (aangevallen uitspraak 1);
  • 28 april 2023, 22/976 (aangevallen uitspraak 2);
  • 28 april 2023, 22/1019 (aangevallen uitspraak 3);
  • 28 april 2023, 22/1020 (aangevallen uitspraak 4);
  • 28 april 2023, 22/1573 (aangevallen uitspraak 5);
  • 28 april 2023, 22/1574 (aangevallen uitspraak 6).
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 25 juli 2024
Zitting heeft: mr. J.D. Streefkerk Griffier: N. ter Heerdt
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 juli 2024. Namens appellante is
[gemachtigde] verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S. Praagman.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
  • verklaart de hoger beroepen in de zaken 23/1567 ZW, 23/1568 WAZO en 23/1571 WW niet-ontvankelijk;
  • bevestigt de aangevallen uitspraken in de zaken 23/1569 ZW, 23/1570 ZW en 23/1572 WAZO.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Grfffierecht niet betaald
In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift griffierecht wordt geheven. In artikel 8:41, derde lid, van de Awb is onder meer bepaald dat slechts eenmaal griffierecht is verschuldigd indien het gaat om een beroepschrift tegen twee of meer samenhangende besluiten. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb, zijn deze bepalingen van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Appellante heeft in de zaken 23/1567 ZW, 23/1568 WAZO en 23/1571 WW het griffierecht niet betaald. Ter zitting heeft appellante aangevoerd dat ten onrechte in alle zaken griffierecht is geheven, omdat sprake is van samenhangende zaken.
De Raad volgt dit standpunt niet. Samenhangende zaken zijn zaken waarbij de afweging die de betreffende rechter moet maken, hetzelfde of grofweg hetzelfde is. Daarvoor moet met name worden gedacht aan de wetgeving die daaraan ten grondslag ligt. Deze zaken vinden hun achtergrond in drie verschillende wetten: de Ziektewet (ZW), Werkloosheidswet (WW) en de Wet arbeid en zorg (WAZO). Ook de bestreden besluiten en de aangevallen uitspraken hebben een van elkaar verschillende inhoud en achtergrond. Dat de gemachtigde namens appellante in elk van deze zaken het hoger beroep heeft ingediend en daarin steeds hetzelfde aan de orde stelt, betekent niet dat de zaken samenhangend zijn.
Nu appellante heeft verzuimd het griffierecht in de zaken 23/1567 ZW, 23/1568 WAZO en 23/1571 WW te betalen, acht de Raad deze hoger beroepen niet-ontvankelijk.
In de zaken 23/1569 ZW, 23/1570 ZW en 23/1572 WAZO is in totaal tweemaal griffierecht geheven en betaald. De Raad beschouwt de zaken 23/1569 ZW en 23/1570 ZW als
samenhangende zaken omdat deze zaken beide gaan over de vaststelling van de verzekeringsplicht van appellante.
De Raad zal de hoger beroepen in de zaken 23/1569 ZW, 23/1570 ZW en 23/1572 WAZO daarom inhoudelijk beoordelen.
(Proces)kosten
Appellante heeft in de zaken 23/1569 ZW, 23/1570 ZW en 23/1572 WAZO het volgende aangevoerd: "Ik bestrijd de proceskosten, zowel in bezwaar en beroep". Ter onderbouwing heeft appellante aangevoerd dat de rechtbank haar gemachtigde ten onrechte niet als professioneel rechtsbijstandverlener heeft aangemerkt.
Appellante heeft in de zaken 23/1569 ZW en 23/1570 ZW tegen de besluiten van 8 oktober 2022 bezwaar gemaakt. De bezwaren daartegen zijn in de beslissingen op bezwaar van
17 februari 2022 en 7 februari 2022 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de daartegen ingestelde beroepen in de aangevallen uitspraken
3en 4 ongegrond verklaard. In deze twee zaken komt de vraag of de gemachtigde een professioneel rechtsbijstandverlener is daarom niet aan de orde en treft het hoger beroep geen doel. Dit betekent dat het oordeel van de rechtbank, dat appellante geen vergoeding van haar (proces)kosten krijgt, wordt onderschreven.
Het hoger beroep in de zaken 23/1569 ZW en 23/1570 ZW slaagt dus niet. De aangevallen uitspraken 3 en 4 worden bevestigd.
In zaak 23/1572 WAZO is aan appellante bij besluit van 31 januari 2018 een
WAZO-uitkering toegekend van 1 januari 2018 tot 23 april 2018. Op 28 juli 2021 heeft appellante verzocht om herziening van het dagloon. Bij besluit van 20 oktober 2021 is dat verzoek afgewezen. Bij beslissing op bezwaar van 12 april 2022 heeft het Uwv het bezwaar daartegen gegrond verklaard, het WAZO-dagloon herzien en het verzoek om vergoeding van de kosten in bezwaar afgewezen, omdat geen sprake is van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand als bedoeld in artikel 1, onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft het beroep tegen de weigering om de kosten in bezwaar te vergoeden ongegrond verklaard. Appellante is het daar niet mee eens en stelt in hoger beroep dat de gemachtigde professioneel rechtsbijstandsverlener is.
De beroepsgrond dat de gemachtigde beroepsmatig rechtsbijstand verleent, slaagt niet. Dat hij
- kennelijk - als zelfstandig ondernemer (onder meer) diensten verleent en daartoe een eenmanszaak heeft die staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel is niet in geschil. Echter is de Raad, ook in hoger beroep, niet gebleken dat de gemachtigde deze diensten op zodanige schaal verleent dat regelmatig als gemachtigde voor diverse partijen in juridische procedures wordt opgetreden. Niet gebleken is dat het verlenen van rechtsbijstand een vast onderdeel van een duurzame, op het vergaren van inkomen gericht taakuitoefening van [gemachtigde] is. Dat [gemachtigde] voor zichzelf en enkele mensen in zijn nabije omgeving procedeert. maakt nog niet dat hij als beroepsmatig rechtsbijstandsverlener kan worden beschouwd.
Het hoger beroep in de zaak 23/1572 WAZO slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak 6 wordt bevestigd.
Tijdens het doen van deze mondelinge uitspraak heeft de gemachtigde de rechter onderbroken en een wrakingsverzoek ingediend. Nadat de rechter heeft medegedeeld dat hij dit wrakingsverzoek naast zich neerlegt, omdat niet (meer) kan worden gewraakt zodra het uitspreken van de (mondelinge) uitspraak een aanvang heeft genomen, heeft de gemachtigde gepersisteerd en daarvan aantekening in het proces-verbaal gevraagd.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) N. ter Heerdt (getekend) J.D. Streefkerk