ECLI:NL:CRVB:2024:246

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
8 februari 2024
Zaaknummer
22/3927 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het zorgprofiel VG Wonen met begeleiding en intensieve verzorging in het kader van de Wet langdurige zorg

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de indicatie voor zorg van appellante, die lijdt aan een verstandelijke beperking en andere gezondheidsproblemen. Het CIZ had het zorgprofiel VG Wonen met begeleiding en intensieve verzorging vastgesteld als het meest passende zorgprofiel voor appellante. Appellante was het hier niet mee eens en had verzocht om een zwaarder zorgprofiel, namelijk VG Wonen met intensieve begeleiding, verzorging en gedragsregulering. Het CIZ had echter geconcludeerd dat er geen objectieve noodzaak was voor dit zwaardere profiel, gebaseerd op medische adviezen. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij werd gesteld dat appellante in hoger beroep geen nieuwe gronden had aangevoerd die de eerdere beslissing konden ondermijnen. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het CIZ op goede gronden had gehandeld. Appellante kreeg geen vergoeding voor proceskosten en griffierecht.

Uitspraak

22/3927 WLZ
Datum uitspraak: 31 januari 2024
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 10 november 2022, 22/1937 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het CIZ
SAMENVATTING
De Raad volgt het oordeel van de rechtbank dat het CIZ op goede gronden het zorgprofiel VG Wonen met begeleiding en intensieve verzorging als het best passende zorgprofiel heeft vastgesteld. Het CIZ heeft voldoende gemotiveerd dat dit zorgprofiel, gelet op de daarbij behorende samenhangende zorg, het beste aansluit bij de zorgbehoefte van appellante.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. D. van der Wal, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het CIZ heeft een verweerschrift ingediend. Appellante heeft nadere stukken overgelegd.
De Raad heeft de zaak ter behandeling aan de orde gesteld op een zitting van 20 december 2023. Partijen zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante, geboren in 1964, is bekend met een verstandelijke beperking, diabetes, bloeddrukproblemen, obesitas en emotionele instabiliteit. Daarnaast is bij appellante een afwijking in het HIVEP2-gen vastgesteld. In verband hiermee heeft het CIZ aan appellante op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wet langdurige zorg (Wlz) een indicatie voor onbepaalde tijd verleend voor het zorgprofiel VG Wonen met begeleiding en intensieve verzorging.
1.2.
Appellante heeft op 7 juli 2021 gevraagd om een indicatie voor een ander – zwaarder – zorgprofiel, namelijk het zorgprofiel VG Wonen met intensieve begeleiding, verzorging en gedragsregulering.
1.3.
Het CIZ heeft zich bij besluit van 29 oktober 2021, gehandhaafd bij beslissing op bezwaar van 14 april 2022 (bestreden besluit), op het standpunt gesteld dat het zorgprofiel VG Wonen met begeleiding en intensieve verzorging het best passend is in de situatie van appellante. Volgens het CIZ kan niet worden geobjectiveerd dat appellante intensieve gedragsregulatie behoeft zoals passend bij het zorgprofiel VG Wonen met intensieve begeleiding, verzorging en gedragsregulering. Hieraan liggen medische adviezen van 28 oktober 2021 en 14 maart 2022 ten grondslag.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. Naar het oordeel van de rechtbank mocht het CIZ de besluitvorming baseren op de medische adviezen. Hieruit volgt dat niet is gebleken dat bij appellante sprake is van blijvende gedragsproblematiek waarvoor zorgprofiel VG wonen met intensieve begeleiding en gedragsregulering aangewezen is. De medisch adviseur heeft geconcludeerd dat niet is onderzocht wat de mogelijke oorzaken kunnen zijn van de gedragsproblemen van appellante alsmede of – en zo ja door wie of wat – geprobeerd is zowel medicamenteus als niet-medicamenteus het gedrag te beïnvloeden en wat hier dan het effect van is geweest op het gedrag. Ook blijkt uit de medische adviezen dat de omgevingsfactor uitgesloten zal moeten worden. Verder heeft de medisch adviseur opgemerkt dat volgens een orthopedagoog nader onderzoek naar een mogelijk onderliggende dementie aangewezen is, bijvoorbeeld door een ter zake deskundige dan wel door een professionele instantie. Het CIZ heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat vooralsnog niet is geobjectiveerd dat appellante intensieve gedragsregulatie behoeft zoals passend bij zorgprofiel VG Wonen met intensieve begeleiding, verzorging en gedragsregulering.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Volgens appellante heeft de rechtbank niet onderkend dat zij door een verdere achteruitgang in haar gedrag en cognitie is aangewezen op het zorgprofiel VG Wonen met intensieve begeleiding, verzorging en gedragsregulering. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft appellante verwezen naar informatie van ’s Heeren Loo.

Het oordeel van de Raad

4.1.
Appellante heeft in hoger beroep geen wezenlijk nieuwe of andere gronden naar voren gebracht of redenen vermeld waarom de rechtbank tot een ander oordeel over de beroepsgronden had moeten komen. Appellante heeft zich in grote lijnen beperkt tot het herhalen van de in beroep aangevoerde gronden. De rechtbank heeft deze gronden in de aangevallen uitspraak afdoende besproken en voldoende gemotiveerd dat het CIZ zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat het zorgprofiel VG Wonen met begeleiding en intensieve verzorging nog steeds het best passend is in de situatie van appellante. De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank over de beroepsgronden en onderschrijft in grote lijnen de overwegingen waarop dat oordeel berust. In wat appellante in hoger beroep naar voren heeft gebracht, in het bijzonder de informatie van ’s Heeren Loo, heeft de Raad geen steun gevonden om tot een ander oordeel te komen dan waartoe de rechtbank is gekomen. Genoemde informatie betreft, nog los van het gegeven dat dit stuk dateert van een aanzienlijk latere datum dan het bestreden besluit, enkel een behandeladvies, met als uiteindelijk doel het vinden van een oorzaak voor de toegenomen gedragsproblematiek van appellante. Daarmee is de voor het CIZ benodigde verklarende diagnose ten aanzien van die problematiek nog niet tot stand gekomen. Ook de vraag naar de blijvendheid van de problematiek is daarmee nog niet beantwoord.

Conclusie en gevolgen

4.2.
Uit wat onder 4.1 is overwogen, volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
5. Appellante krijgt geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend als voorzitter en D. Hardonk-Prins en N.R. Docter als leden, in tegenwoordigheid van S.S. Blok als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 januari 2024.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) S.S. Blok

Bijlage

Artikel 3.2.3, eerste lid, van de Wet langdurige zorg (Wlz) bepaalt dat het recht op zorg op aanvraag van de verzekerde in een indicatiebesluit wordt vastgesteld door het CIZ. Het recht op zorg dat wordt vastgesteld in het indicatiebesluit sluit aan bij de behoefte van de verzekerde.
Artikel 3.1.1, eerste lid, van het Besluit langdurige zorg bepaalt dat de verzekerde die is aangewezen op zorg recht heeft op samenhangende zorg behorende bij het bij de verzekerde best passende zorgprofiel. Bij ministeriële regeling worden zorgprofielen vastgesteld.
In Bijlage A bij de Regeling langdurige zorg zijn de verschillende zorgprofielen beschreven, waaronder de zorgprofielen VG Wonen met intensieve begeleiding en VG Wonen met intensieve begeleiding, verzorging en gedragsregulering.
Paragraaf 2.1.6.1 van de Beleidsregels Indicatiestelling Wlz 2022 geeft een toelichting over het best passende zorgprofiel. Bijlage 2 bevat een verduidelijking van de indicatiecriteria voor een aantal zorgprofielen.