ECLI:NL:CRVB:2024:2440

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
7 januari 2025
Zaaknummer
22/3164 WAO-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht en financiële gegevens

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 december 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De rechtbank had op 21 september 2022 het beroep van appellante kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat het griffierecht niet was betaald. Appellante heeft hiertegen verzet aangetekend, waarbij zij stelde dat zij niet in verzuim was. Tijdens de zitting op 11 november 2024 zijn partijen niet verschenen. Appellante voerde aan dat het heffen van griffierecht in strijd is met artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en dat haar financiële gegevens vervalst en verduisterd zijn. De Raad oordeelde echter dat appellante in haar verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat zij niet in verzuim was. Appellante was eerder gewezen op de mogelijkheid om een beroep op betalingsonmacht te doen, maar had hiervan geen gebruik gemaakt. De Raad verklaarde het verzet ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Datum uitspraak: 10 december 2024
22/3164 WAO-V, 22/3166 WAO-V en 22/3167 WAO-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 21 september 2022, 22/177 V, 22/461 V, 22/535 V (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 18 april 2024 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellante heeft verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 11 november 2024.
Partijen zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

Bij de aangevallen uitspraak is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het griffierecht niet is betaald.
In verzet heeft appellante gesteld dat zij niet in verzuim is geweest. Appellante heeft het griffierecht niet betaald, omdat het heffen van griffierecht in strijd is met onder meer artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Verder voert appellante onder andere aan dat haar financiële gegevens zijn vervalst en verduisterd.
De Raad is van oordeel dat appellante in verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat zij niet in verzuim is geweest. Appellante is in de nota van 7 oktober 2022, waarin zij werd gewezen op het betalen van griffierecht, gewezen op de mogelijkheid om een beroep op betalingsonmacht te doen. Appellante heeft van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
Dit betekent dat het verzet ongegrond moet worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.G. Okhuizen, in tegenwoordigheid van F. Sporrel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 december 2024.
(getekend) E.C.G. Okhuizen
(getekend) F. Sporrel