ECLI:NL:CRVB:2024:2440
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht en financiële gegevens
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 december 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De rechtbank had op 21 september 2022 het beroep van appellante kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat het griffierecht niet was betaald. Appellante heeft hiertegen verzet aangetekend, waarbij zij stelde dat zij niet in verzuim was. Tijdens de zitting op 11 november 2024 zijn partijen niet verschenen. Appellante voerde aan dat het heffen van griffierecht in strijd is met artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en dat haar financiële gegevens vervalst en verduisterd zijn. De Raad oordeelde echter dat appellante in haar verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat zij niet in verzuim was. Appellante was eerder gewezen op de mogelijkheid om een beroep op betalingsonmacht te doen, maar had hiervan geen gebruik gemaakt. De Raad verklaarde het verzet ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.