ECLI:NL:CRVB:2024:2417
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering toekenning WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uwv om appellante met ingang van 14 april 2020 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellante heeft op 26 februari 2018 zich ziekgemeld na een ongeval en heeft in het kader van haar WIA-aanvraag op 12 maart 2020 een verzekeringsarts bezocht. Deze arts heeft beperkingen vastgesteld in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Het Uwv heeft op basis van deze FML en een arbeidsdeskundige vastgesteld dat appellante niet meer geschikt is voor haar laatste werk en heeft haar arbeidsongeschiktheid op 0% vastgesteld. Na een ongegrond verklaard bezwaar heeft appellante hoger beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 11 januari 2023 is appellante bijgestaan door haar advocaat, mr. E. Akdeniz, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. L.M.C.M. Levels. De Raad heeft een onafhankelijke deskundige, R. Ouwens, benoemd die op 28 september 2023 een rapport heeft uitgebracht. De deskundige concludeerde dat appellante enkele aanvullende beperkingen heeft, maar het Uwv heeft de conclusie van de deskundige overgenomen en de FML aangepast. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt is, en dat het hoger beroep niet slaagt.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn vastgesteld op € 3.500,-. Tevens moet het Uwv het griffierecht van € 184,- vergoeden. De uitspraak is gedaan door E.W. Akkerman, in tegenwoordigheid van S. Pouw als griffier, en is openbaar uitgesproken op 13 december 2024.