In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag om verlenging van maatwerkvoorzieningen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Appellante was betrokken bij een ongeval in 2006 en heeft in juli 2018 een vaststellingsovereenkomst gesloten met de schadeverzekeraar van de aansprakelijke partij, waarbij zij een schadevergoeding heeft ontvangen. Het college van burgemeester en wethouders van Lansingerland heeft de aanvraag afgewezen, stellende dat appellante op eigen kracht kan voorzien in de benodigde ondersteuning, gezien de schadevergoeding die zij heeft ontvangen. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 12 december 2024 behandeld. De Raad oordeelt dat de vaststellingsovereenkomst met de schadeverzekeraar niet in de weg staat aan de verstrekking van de gevraagde maatwerkvoorzieningen. De Raad benadrukt dat cliënten de keuze hebben om zich tot het college of de schadeverzekeraar te wenden voor ondersteuning. De Raad vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van appellante gegrond, met de opdracht aan het college om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Tevens wordt het college veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 3.500,- bedragen, en het griffierecht wordt vergoed.