ECLI:NL:CRVB:2024:2407

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
21/563 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenvergoeding na tegemoetkoming door Uwv

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. G.G. Mostert, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg. De rechtbank had op 18 januari 2021 een uitspraak gedaan in de zaak met nummer 20/816. Op 18 oktober 2023 heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante. Hierdoor heeft appellante op 6 september 2024 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenvergoeding. Het Uwv heeft aangegeven zich niet te verzetten tegen deze vergoeding.

De Centrale Raad van Beroep heeft, onder toepassing van de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht, besloten dat het Uwv in de proceskosten van appellante moet worden veroordeeld. De proceskosten zijn begroot op € 3.610,40, inclusief kosten voor het bijwonen van zittingen en het griffierecht. De uitspraak is gedaan door L.A. Kjellevold, met S.P.A. Elzer als griffier, en is openbaar uitgesproken op 13 december 2024.

Uitspraak

21/563 WIA
Datum uitspraak: 13 december 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 18 januari 2021, 20/816 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. G.G. Mostert hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het Uwv heeft op 18 oktober 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Op 6 september 2024 heeft mr. Mostert namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten. Bij brief van 21 oktober 2024 heeft appellante een specificatie gegeven van haar proceskosten.
Het Uwv heeft op 28 oktober 2024 meegedeeld zich niet te zullen verzetten tegen een veroordeling tot vergoeding van de proceskosten van appellante in beroep en hoger beroep.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Op grond van artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken, omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 18 oktober 2023 volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de proceskosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.750,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en met wegingsfactor 1) en € 1.750,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en met wegingsfactor 1).
Ook de kosten die appellante heeft gemaakt voor het bijwonen van de zittingen komen voor een vergoeding in aanmerking. Deze kosten bedragen volgens de door appellante overgelegde formulier € 110,40.
Het totale bedrag van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten bedraagt € 3.610,40.
Ook dient het Uwv het door appellante in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een totaalbedrag van € 3.610,40;
- bepaalt dat het Uwv aan appellante het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van € 184,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door L.A. Kjellevold, in tegenwoordigheid van S.P.A. Elzer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 december 2024.
(getekend) L.A. Kjellevold
(getekend) S.P.A. Elzer