ECLI:NL:CRVB:2024:2404
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering toekenning WIA-uitkering aan appellante wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 december 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de weigering van het Uwv om haar een WIA-uitkering toe te kennen per 11 maart 2019. De Raad oordeelt dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt is, zoals vastgesteld door het Uwv. Appellante had aangevoerd dat zij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen en dat zij niet in staat is de geselecteerde functies te vervullen. De Raad heeft een onafhankelijke deskundige, verzekeringsarts K.C. Rammeloo, ingeschakeld om de medische situatie van appellante te beoordelen. Rammeloo concludeerde dat er inderdaad sprake was van beperkingen, maar dat deze niet zodanig waren dat appellante recht had op een WIA-uitkering. De Raad volgde het advies van de deskundige en oordeelde dat het Uwv terecht geen WIA-uitkering heeft toegekend. De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat de medische en arbeidskundige beoordeling door het Uwv voldoende onderbouwd was en dat appellante met de aanpassingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) geschikt was voor de geselecteerde functies. De Raad heeft het bestreden besluit in stand gelaten en het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 4.375,-, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 179,-.