ECLI:NL:CRVB:2024:2403
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van Wajong-uitkering wegens behoud van arbeidsvermogen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een Wajong-uitkering aan appellant. Appellant, geboren in 1997, had diabetes type 1 en had eerder een aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had in 2019 en opnieuw in 2022 vastgesteld dat appellant arbeidsvermogen had en weigerde de uitkering. Appellant stelde dat zijn arbeidsongeschiktheid was toegenomen en dat hij geen arbeidsvermogen meer had. De rechtbank Den Haag had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 13 november 2024, waar appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.B.B. Beelaard, en het Uwv werd vertegenwoordigd door drs. I.M. Veringmeier. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat er geen toename van beperkingen was en dat appellant niet binnen vijf jaar na zijn achttiende verjaardag als jonggehandicapte kon worden aangemerkt. De Raad volgde de argumenten van het Uwv en de rechtbank, en concludeerde dat de weigering van de Wajong-uitkering in stand bleef. Appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht, omdat het hoger beroep niet slaagde.