ECLI:NL:CRVB:2024:2397

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
18 december 2024
Zaaknummer
23/2406 WIA-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake WIA-uitkering en anticumulatievoorschriften met Poolse arbeidsongeschiktheidsuitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 december 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante, die een WIA-uitkering ontvangt. Appellante ontving ook een Poolse arbeidsongeschiktheidsuitkering, wat leidde tot een geschil over de toepassing van anticumulatievoorschriften. Het Uwv had de Poolse uitkering in mindering gebracht op de WIA-uitkering, wat door de rechtbank werd bevestigd. Appellante was van mening dat zij recht had op zowel de volledige WIA-uitkering als de Poolse uitkering, en betwistte de toepassing van anticumulatievoorschriften. De Raad heeft de argumenten van appellante beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv terecht de Poolse uitkering in mindering heeft gebracht. De Raad heeft de relevante Europese regelgeving, met name Verordening (EG) nr. 883/2004, in overweging genomen en vastgesteld dat de autonome WIA-uitkering na aftrek van de Poolse uitkering hoger was dan de pro rata-uitkering. De Raad bevestigde dat de anticumulatievoorschriften correct waren toegepast en dat appellante niet meer zou ontvangen dan iemand die uitsluitend onder de Nederlandse of Poolse wetgeving verzekerd was geweest. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en appellante kreeg geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

23/2406 WIA-PV
Datum uitspraak: 5 december 2024
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 30 juni 2023, 22/1347 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Zitting hebben: M.A.H. van Dalen-van Bekkum als voorzitter en Y. Sneevliet en A. van Steijn als leden
Griffier: L.C. van Bentum
Voor appellante heeft T. Kulik via een digitale verbinding aan de zitting deelgenomen. Namens het Uwv is verschenen mr. A.H.G. Boelen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1.1.
Appellante heeft vanaf 11 juli 2018 een uitkering op grond van de Wet WIA [1] ontvangen. Het Uwv heeft appellante bij de toekenning van die uitkering meegedeeld dat een Poolse arbeidsongeschiktheidsuitkering van invloed is op de hoogte van de uit te betalen WIAuitkering en dat het Uwv appellante daarover zal informeren zodra het Uwv de gegevens van het Poolse uitvoeringsorgaan ZUS heeft ontvangen.
1.2.
Nadat het Poolse orgaan een arbeidsongeschiktheidsuitkering aan appellante had toegekend, heeft het Uwv met besluiten van 20 oktober 2020 en 4 augustus 2021 de Poolse uitkering op de WIA-uitkering in mindering gebracht. Uiteindelijk is de hoogte van de aan appellante uit te betalen WIA-uitkering vanaf 11 juli 2018 vastgesteld op € 1.275,93 bruto per maand, exclusief vakantiegeld.
1.3.
Appellante heeft tegen de besluiten van 20 oktober 2020 en 4 augustus 2021 bezwaar gemaakt, maar het Uwv is met een besluit van 9 mei 2022 (bestreden besluit) gebleven bij zijn laatste besluit van 4 augustus 2021.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. Volgens de rechtbank is de Poolse uitkering terecht in mindering gebracht op de WIA-uitkering. Appellante was voor de Wet WIA verzekerd toen zij arbeidsongeschikt werd. Daarom heeft zij alleen al op grond van de Wet WIA aanspraak op een WIA-uitkering. De rechtbank heeft uitgebreid uitgelegd dat het Uwv op grond van artikel 46 van Vo 883/2004 [2] de uitkering moet vaststellen volgens Titel III, hoofdstuk 5 van die verordening. Het Uwv moest op grond van artikel 52 van Vo 883/2004 de aanvraag volgens de nationale wetgeving beoordelen (de autonome arbeidsongeschiktheidsuitkering berekenen), een pro rata-uitkering vaststellen en na vergelijking het hoogste bedrag toekennen. Bij de berekening van de autonome uitkering moesten op grond van artikel 54, tweede lid, van Vo 883/2004 de nationale anticumulatiebepalingen worden toegepast (artikel 73 Wet WIA, in samenhang met artikel 1 Besluit voorkoming en beperking samenloop WAO- en Wet WIA-uitkeringen). Het Uwv heeft dus terecht op de autonome uitkering de Poolse uitkering in mindering gebracht. De autonome WIA-uitkering na aftrek van de Poolse uitkering was hoger dan de pro rata-uitkering.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellante heeft zich op het standpunt gesteld dat zij recht heeft op zowel de volledige Nederlandse WIA-uitkering als de Poolse arbeidsongeschiktheidsuitkering. Zij beroept zich op de artikelen 44, 52, 53 en 54 van Vo 883/2004. Appellante stelt dat zij uit Nederland en uit Polen recht heeft op een pro ratauitkering en dat het bestreden besluit in strijd is met het verbod om anticumulatievoorschriften toe te passen op pro rata-uitkeringen (artikel 54, eerste lid, van Vo 883/2004). Verder meent zij dat haar permanente IVA [3] -uitkering haar is ontnomen.

Het oordeel van de Raad

4.1.
De rechtbank heeft het beroep van appellante terecht ongegrond verklaard. De Raad heeft tijdens de behandeling op de zitting van 5 december 2024 de in dit geding relevante bepalingen, die in de bijlage bij dit proces-verbaal zijn opgenomen, nog eens uitgebreid uitgelegd aan de gemachtigde van appellante. De rechtbank heeft dit in de aangevallen uitspraak ook al gedaan.
4.2.
De Raad is het niet eens met appellante dat het bestreden besluit in strijd zou zijn met het verbod om anticumulatievoorschriften toe te passen op pro rata-uitkeringen. De aan appellante toegekende WIA-uitkering is namelijk geen pro rata-uitkering. Het Uwv moest de autonome uitkering en de pro rata-uitkering berekenen en de hoogste daarvan aan appellante toekennen en uitbetalen. In het geval van appellante is de pro rata-uitkering, zonder aftrek van de Poolse uitkering, veel lager dan de autonome uitkering na aftrek van de Poolse uitkering. Daarom is aan appellante de autonome uitkering toegekend. De autonome uitkering wordt aan appellante uitbetaald na aftrek van de Poolse uitkering.
4.3.
Het bestreden besluit is ook niet in strijd met artikel 54, tweede lid, van Vo 883/2004. Onderdeel a van die bepaling brengt mee dat het Uwv anticumulatievoorschriften alleen mag toepassen op een autonome uitkering als de hoogte daarvan onafhankelijk is van de tijdvakken van verzekering of wonen. Hieraan is voldaan, omdat de hoogte van de autonome WIAuitkering van appellante niet afhankelijk is van de vraag hoe lang appellante verzekerd is geweest of hoe lang zij in Nederland heeft gewoond.
4.4.
Het Uwv is ook gebleven binnen de grenzen van de andere bepalingen in de artikelen 53 tot en met 55 van Vo 883/2004. Het Uwv heeft geen hoger bedrag afgetrokken dan waarop appellante uit Polen daadwerkelijk recht heeft. In de Nederlandse wetgeving staan de anticumulatiebepalingen die het Uwv heeft toegepast. Ten slotte is de Wet WIA vermeld op bijlage IX van Vo 883/2004. Ook de rechtbank heeft op dit alles gewezen.
4.5.
Het Uwv heeft bij de berekening van de WIA-uitkering van appellante dus niet gehandeld in strijd met de Europese regelgeving. Appellante vindt dat zij recht heeft op de volledige Nederlandse WIA-uitkering, zonder aftrek van de Poolse uitkering, én op de Poolse uitkering. Dan zou zij echter meer ontvangen dan iemand die altijd voor de Wet WIA of voor de Poolse wetgeving verzekerd is geweest. In een dergelijke overcompensatie voorziet Vo 883/2004 niet.
4.6.
Ten slotte: appellante denkt kennelijk dat zij is beroofd van haar permanente IVAuitkering. Dat klopt niet. Zij ontvangt vanwege haar hulpbehoevendheid in totaal aan Nederlandse en Poolse uitkering 100% van het WIA-maandloon. Als de Poolse uitkering zou worden verminderd of ingetrokken, wordt haar WIA-uitkering verhoogd.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter van de meervoudige kamer
(getekend) L.C. van Bentum (getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Verordening (EG) nr. 883/2004 (basisverordening)
Artikel 44 – Personen die uitsluitend onderworpen zijn aan A-wetgevingen
1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder „A-wetgeving” verstaan elke wetgeving volgens welke het bedrag van de invaliditeitsuitkeringen onafhankelijk is van de duur van de tijdvakken van verzekering of wonen en die door de bevoegde lidstaat uitdrukkelijk vermeld is in bijlage VI, en wordt onder „B-wetgeving” elke andere wetgeving verstaan.
2. De persoon die achtereenvolgens of afwisselend aan de wetgevingen van twee of meer lidstaten onderworpen is geweest en die uitsluitend onder A-wetgevingen tijdvakken van verzekering of wonen heeft vervuld, heeft alleen recht op uitkeringen van het orgaan van de lidstaat waarvan de wetgeving van toepassing was op het tijdstip van het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid, met invaliditeit als gevolg, met inachtneming, in voorkomend geval, van artikel 45, en hij ontvangt de betrokken uitkeringen overeenkomstig die wetgeving.
(…)
Artikel 46 – Personen die onderworpen zijn aan hetzij uitsluitend B-wetgevingen, hetzij A- en B-wetgevingen
1. De persoon die achtereenvolgens of afwisselend onderworpen is geweest aan de wetgevingen van twee of meer lidstaten waarvan er ten minste één niet van het type A is, heeft recht op uitkeringen op grond van hoofdstuk 5, dat van overeenkomstige toepassing is, met inachtneming van lid 3.
(…)
Artikel 52 – Toekenning van uitkeringen
1. Het bevoegde orgaan berekent het bedrag van de verschuldigde uitkering:
krachtens de door het orgaan toegepaste wetgeving alleen als uitsluitend op grond van de nationale wetgeving is voldaan aan de voorwaarden die recht geven op een uitkering (autonoom pensioen);
door eerst een theoretisch bedrag en vervolgens het werkelijke bedrag (uitkering pro rata) als volgt te berekenen:
i. het theoretische bedrag van de uitkering is gelijk aan de uitkering waarop de betrokkene aanspraak zou kunnen maken indien alle tijdvakken van verzekering en/of wonen, welke krachtens de wetgevingen van de andere lidstaten vervuld zijn, zouden zijn vervuld overeenkomstig de wetgeving die het orgaan op de datum van vaststelling van de uitkering toepast. Indien het bedrag van de uitkering volgens deze wetgeving onafhankelijk is van de duur van de vervulde tijdvakken, wordt dit bedrag beschouwd als het theoretische bedrag;
ii. vervolgens stelt het bevoegde orgaan het werkelijke bedrag van de pro-rata-uitkering vast door op het theoretische bedrag het verhoudingsgetal van de duur van de tijdvakken van verzekering en/of van wonen, welke vóór het intreden van de verzekerde gebeurtenis krachtens de door het orgaan toegepaste wetgeving zijn vervuld, en van de totale duur van de tijdvakken van verzekering en van wonen welke vóór het intreden van de verzekerde gebeurtenis krachtens de wetgevingen van alle betrokken lidstaten zijn vervuld.
2. In voorkomend geval past het bevoegde orgaan op het overeenkomstig lid 1, onder a) en b), berekende bedrag alle bepalingen toe inzake vermindering, schorsing of intrekking van de wetgeving krachtens welke deze uitkering wordt toegekend, binnen de grenzen van de artikelen 53 tot en met 55.
3. De betrokkene is gerechtigd om van het bevoegde orgaan van elke lidstaat het hoogste uitkeringsbedrag te ontvangen dat overeenkomstig het bepaalde in lid 1, onder a) en b), berekend is.
(…)
Artikel 53 – Anticumulatiebepalingen
1. Samenloop van invaliditeits-, ouderdoms- en nabestaandenuitkeringen die worden berekend of toegekend op basis van tijdvakken van verzekering en/of wonen welke door eenzelfde persoon zijn vervuld, wordt beschouwd als samenloop van uitkeringen van dezelfde aard.
(…)
3. De volgende bepalingen zijn van toepassing op in de wetgeving van een lidstaat opgenomen anticumulatiebepalingen in geval van samenloop van een invaliditeits-, ouderdoms- of nabestaandenprestatie met een prestatie van dezelfde aard, een prestatie van een andere aard of andere inkomsten:
a. het bevoegde orgaan houdt alleen rekening met de in een andere lidstaat verworven uitkeringen of inkomsten indien de door het orgaan toegepaste wetgeving bepaalt dat met in het buitenland verkregen uitkeringen of inkomsten rekening wordt gehouden;
(…)
indien een enkele lidstaat anticumulatiebepalingen toepast, omdat de betrokkene hetzij uitkeringen van dezelfde of van verschillende aard ontvangt overeenkomstig de wetgeving van andere lidstaten, hetzij inkomsten ontvangt die zijn verworven in een andere lidstaat, kan de verschuldigde uitkering alleen worden verminderd ter hoogte van het bedrag van dergelijke uitkeringen of dergelijke inkomsten.
Artikel 54 – Bijzondere bepalingen inzake samenloop van prestaties van dezelfde aard
1. In geval van samenloop van uitkeringen van dezelfde aard die verschuldigd zijn krachtens de wetgeving van twee of meer lidstaten, worden de anticumulatievoorschriften waarin de wetgeving van een lidstaat voorziet, niet toegepast op een pro-rata-uitkering.
2. De anticumulatievoorschriften zijn alleen op een onafhankelijke prestatie van toepassing indien het een uitkering betreft:
waarvan het bedrag onafhankelijk is van de duur van de tijdvakken van verzekering of wonen, of
waarvan het bedrag wordt bepaald op basis van een fictief tijdvak dat geacht wordt te zijn vervuld tussen de datum waarop de verzekerde gebeurtenis is ingetreden en een latere datum, voorzover die samenvalt:
i. met een uitkering van hetzelfde type, tenzij twee of meer lidstaten een overeenkomst hebben gesloten om te voorkomen dat hetzelfde fictieve tijdvak meer dan één keer wordt meegerekend, of
ii. met een uitkering als bedoeld onder a).
De onder a) en b) bedoelde uitkeringen en overeenkomst en zijn vermeld in bijlage IX.
BIJLAGE IX, onderdeel I
Prestaties als bedoeld in artikel 54, lid 2, onder a), van de verordening waarvan het bedrag onafhankelijk is van de duur van de vervulde tijdvakken van verzekering of van wonen
(…)
G. NEDERLAND
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) van 18 februari 1966, zoals gewijzigd.
Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) van 24 april 1997, zoals gewijzigd.
Algemene nabestaandenwet (ANW) van 21 december 1995.
De wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) van 10 november 2005.
(…)
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
Artikel 73, tweede lid
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ter voorkoming of beperking van samenloop van uitkering op grond van deze wet met uitkering op grond van de sociale wetgeving van Aruba, Curaçao, Sint Maarten, de sociale wetgeving van Nederland ten behoeve van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba of van een andere Mogendheid.
Besluit voorkoming en beperking samenloop WAO- en Wet WIA-uitkeringen met uitkeringen op grond van de sociale wetgeving van een andere Mogendheid
Artikel 1
1. Bij samenloop over eenzelfde tijdvak van een arbeidsongeschiktheidsuitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering met één of meer van de navolgende ingevolge de sociale wetgeving van één of meer andere Mogendheden toegekende uitkeringen:
a. uitkering wegens arbeidsongeschiktheid;
b. wezenuitkering;
c. ouderdomsuitkering, dan wel enige andere uitkering, welke in verband met het bereikt hebben van een bepaalde leeftijd is toegekend, wordt de arbeidsongeschiktheidsuitkering slechts uitbetaald, indien en voor zover deze het totale bedrag van de onder a t/m c bedoelde uitkeringen overtreft.
(…)
3. Het eerste lid en het tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op de uitkeringen op grond van de hoofdstukken 6 en 7 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen met dien verstande dat onder arbeidsongeschiktheid wordt verstaan: volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid onderscheidenlijk gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid als bedoeld in die wet.

Voetnoten

1.Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
2.Verordening (EG) nr. 883/2004.
3.Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten.