Uitspraak
WIA-uitkering toe te kennen per 9 april 2013.
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
WIA-uitkering kan krijgen, is bij besluit van 7 oktober 2013 ongegrond verklaard. Appellante heeft geen beroep ingesteld tegen dat besluit.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de weigering van een WIA-uitkering aan appellante, die zich ziekmeldde met lichamelijke klachten. Het Uwv had eerder, op 9 april 2013, besloten dat appellante niet arbeidsongeschikt was en geen WIA-uitkering zou ontvangen. Appellante heeft in 2020 een verzoek om herbeoordeling ingediend, maar het Uwv heeft dit verzoek afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die een herziening van het eerdere besluit rechtvaardigden. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. Appellante was van mening dat haar medische situatie was verslechterd en dat er nieuwe medische informatie was die dit zou onderbouwen. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellante geen overtuigende medische informatie heeft ingediend die aantoont dat er binnen vijf jaar na de eerdere beslissing sprake was van toegenomen beperkingen vanuit dezelfde ziekteoorzaak. De Raad heeft de conclusie van de rechtbank onderschreven dat het Uwv terecht heeft geweigerd om een WIA-uitkering toe te kennen, omdat er geen nieuwe feiten zijn gepresenteerd die de eerdere besluiten zouden kunnen ondermijnen. De uitspraak bevestigt dat de weigering van de WIA-uitkering in stand blijft, en appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.