ECLI:NL:CRVB:2024:2329
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering toekenning dubbele kinderbijslag vanaf het tweede kwartaal van 2020
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) om appellante vanaf het tweede kwartaal van 2020 geen recht op dubbele kinderbijslag toe te kennen. De Raad oordeelt dat de Svb deze beslissing terecht heeft genomen. Appellante, die werd bijgestaan door haar advocaat mr. M.M. van Daalhuizen, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Svb, dat was gebaseerd op een advies van het CIZ. Dit advies stelde dat de zoon van appellante, die gediagnosticeerd is met autisme, geen intensieve zorg nodig had, wat een vereiste is voor de toekenning van dubbele kinderbijslag onder de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. Appellante heeft aangevoerd dat het CIZ-advies onzorgvuldig tot stand is gekomen en dat er onvoldoende rekening is gehouden met de medische informatie van haar zoon. De Raad oordeelt echter dat het CIZ over voldoende relevante informatie beschikte en dat de beoordeling zorgvuldig was. Ook het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt niet, omdat de Svb geen verwachtingen heeft gewekt die appellante redelijkerwijs mocht hebben. De Raad bevestigt dat de Svb bevoegd was om het eerdere besluit tot toekenning van dubbele kinderbijslag te herzien. De uitspraak betekent dat appellante geen recht heeft op dubbele kinderbijslag en geen proceskostenvergoeding ontvangt.