Uitspraak
PROCESVERLOOP
mr. I.L.M. Dunselman.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellante per 22 oktober 2022. Appellante, die voor het laatst als verkoopster werkte, meldde zich op 31 maart 2021 ziek met zowel fysieke als psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft na een eerstejaars ZW-beoordeling vastgesteld dat appellante meer dan 65% van haar laatst verdiende loon kan verdienen, wat leidde tot de beëindiging van haar uitkering. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit ongegrond. De rechtbank Amsterdam bevestigde het besluit van het Uwv, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv voldoende zorgvuldig was. De Raad oordeelde dat de door appellante ingediende medische stukken geen aanleiding gaven om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De Raad onderschreef dat de FML van 6 maart 2023 voldoende rekening hield met de beperkingen van appellante. Appellante heeft in hoger beroep geen nieuwe medische informatie overgelegd die de eerdere beoordelingen zou ondermijnen.
Uiteindelijk bevestigde de Raad de uitspraak van de rechtbank, wat betekent dat de beëindiging van de ZW-uitkering in stand blijft. Appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht, aangezien het hoger beroep niet slaagde.