ECLI:NL:CRVB:2024:2299
Centrale Raad van Beroep
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep in sociale zekerheidszaak
Op 4 december 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/1907 WAJONG. Deze uitspraak betreft een hoger beroep dat door appellante is ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 mei 2022. De appellante, vertegenwoordigd door mr. L.T.G. van Engelen, heeft het hoger beroep ingetrokken nadat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 28 december 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar heeft genomen, waarmee het Uwv tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante.
De Raad heeft het onderzoek ter zitting geschorst en het onderzoek zonder zitting gesloten, onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht. De Raad heeft vervolgens overwogen dat, op basis van artikel 8:75a van de Awb, het Uwv op verzoek van appellante in de proceskosten kan worden veroordeeld, omdat het bestuursorgaan aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. De proceskosten zijn begroot op € 3.500,-, bestaande uit kosten voor rechtsbijstand in zowel beroep als hoger beroep.
De uitspraak van de Raad houdt in dat het Uwv niet alleen in de proceskosten wordt veroordeeld, maar ook het door appellante betaalde griffierecht van in totaal € 185,- moet vergoeden. Deze beslissing is openbaar uitgesproken door de Centrale Raad van Beroep, met C.F.E. van Olden-Smit als rechter en A.M. Geurtsen als griffier.