ECLI:NL:CRVB:2024:2295

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
4 december 2024
Zaaknummer
21/4081 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep in bestuursrechtelijke zaken

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. R. Küçükünal, hoger beroep ingesteld tegen beslissingen van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had op 11 november 2021 uitspraken gedaan in twee zaken, genummerd 20/6545 en 20/5790. Op 13 december 2023 heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarop appellant zijn hoger beroepen heeft ingetrokken. Appellant verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten, aangezien het Uwv niet heeft gereageerd op dit verzoek.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten als het geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt aan de indiener van het beroepschrift. Aangezien het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar volledig aan de bezwaren van appellant tegemoet is gekomen, heeft de Raad besloten het Uwv te veroordelen in de proceskosten die appellant heeft gemaakt in verband met de behandeling van beide zaken.

De totale proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 5.121,-, inclusief de vergoeding van het griffierecht dat appellant in beroep en hoger beroep heeft betaald. De uitspraak is gedaan door T. Dompeling, in tegenwoordigheid van S. Pouw als griffier, en is openbaar uitgesproken op 4 december 2024.

Uitspraak

21/4081 ZW, 21/4082 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met de hoger beroepen tegen de uitspraken van de rechtbank Rotterdam van 11 november 2021, 20/6545 (aangevallen uitspraak 1) en 20/5790 (aangevallen uitspraak 2)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 4 december 2024
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. R. Küçükünal, advocaat, hoger beroepen ingesteld.
Het Uwv heeft verweerschriften ingediend.
Op 13 december 2023 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen die betrekking heeft op beide zaken.
Appellant heeft de hoger beroepen ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift tegen het verzoek om vergoeding van de proceskosten in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een onderzoek ter zitting achterwege gebleven.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Op grond van artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Appellant heeft de hoger beroepen ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 13 december 2023 volledig aan zijn bezwaren is tegemoetgekomen. De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van beide zaken in bezwaar, beroep en hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
De kosten worden, in gevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) begroot op € 1.248,- voor het bezwaar in zaak 21/4081 ZW (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting op 4 november 2020, met een waarde per punt van € 624,-) en € 1.248,- voor het bezwaar in zaak 21/4082 ZW (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting op 22 september 2020, met een waarde per punt van € 624,-). In beroep en hoger beroep is sprake van samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3 van het Bpb. De kosten voor deze fases worden begroot op € 1.750,- in beroep (1 punt voor het indienen van de beroepschriften en 1 punt voor het bijwonen van de zitting, met een waarde per punt van € 875,-) en € 875,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van de hoger beroepschriften). De totale proceskostenvergoeding bedraagt € 5.121,-.
Ook moet het Uwv in beide zaken het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 5.121,-;
- bepaalt dat het Uwv het door appellant in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 364,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door T. Dompeling, in tegenwoordigheid van S. Pouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 december 2024.
(getekend) T. Dompeling
(getekend) S. Pouw