ECLI:NL:CRVB:2024:2295
Centrale Raad van Beroep
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep in bestuursrechtelijke zaken
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. R. Küçükünal, hoger beroep ingesteld tegen beslissingen van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had op 11 november 2021 uitspraken gedaan in twee zaken, genummerd 20/6545 en 20/5790. Op 13 december 2023 heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarop appellant zijn hoger beroepen heeft ingetrokken. Appellant verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten, aangezien het Uwv niet heeft gereageerd op dit verzoek.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten als het geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt aan de indiener van het beroepschrift. Aangezien het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar volledig aan de bezwaren van appellant tegemoet is gekomen, heeft de Raad besloten het Uwv te veroordelen in de proceskosten die appellant heeft gemaakt in verband met de behandeling van beide zaken.
De totale proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 5.121,-, inclusief de vergoeding van het griffierecht dat appellant in beroep en hoger beroep heeft betaald. De uitspraak is gedaan door T. Dompeling, in tegenwoordigheid van S. Pouw als griffier, en is openbaar uitgesproken op 4 december 2024.