ECLI:NL:CRVB:2024:2293

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
4 december 2024
Zaaknummer
23/2172 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid en de geschiktheid van geselecteerde functies in het kader van de Wet WIA

In deze zaak gaat het om de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante, vastgesteld door het Uwv op 62,73% per 28 april 2022. Appellante betwist deze vaststelling en stelt dat zij meer medische beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen, waardoor zij niet in staat zou zijn de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies te vervullen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld na hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het bezwaar van appellante ongegrond had verklaard. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv voldoende medische en arbeidskundige onderbouwing heeft geleverd voor de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid. De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en laat de toekenning van de WIA-uitkering aan appellante in stand, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid op 62,73% blijft. Appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten en griffierecht, omdat het hoger beroep niet slaagt.

Uitspraak

23/2172 WIA
Datum uitspraak: 4 december 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 31 mei 2023, 22/5403 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
SAMENVATTING
Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv terecht de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante per 28 april 2022 heeft vastgesteld op 62,73%. Volgens appellante heeft zij meer (medische) beperkingen dan het Uwv heeft aangenomen. Daarom kan zij niet de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies vervullen. De Raad volgt dit standpunt niet en komt tot het oordeel dat het Uwv het arbeidsongeschiktheidspercentage juist heeft vastgesteld.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. J. Kouvarnta, advocaat, hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingediend. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 28 maart 2024. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Kouvarnta en arts J.H. Wijers. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I.L.M. Dunselman.
De Raad heeft het onderzoek na de zitting heropend en het Uwv gevraagd om een nadere reactie. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 8 mei 2024 een rapport uitgebracht.
Partijen hebben desgevraagd verklaard geen gebruik te willen maken van het recht om op een nadere zitting te worden gehoord, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante heeft voor het laatst gewerkt als helpende plus niveau 2 voor 24 uur per week. Op 30 april 2020 heeft zij zich ziekgemeld met rugklachten. Nadat appellante een aanvraag om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) had ingediend, heeft onderzoek plaatsgevonden door een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige van het Uwv. De verzekeringsarts heeft vastgesteld dat appellante bij het verrichten van werkzaamheden beperkingen heeft en heeft die beperkingen neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 9 maart 2022. De arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat appellante niet meer geschikt is voor haar laatste werk. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens voor appellante functies geselecteerd en een mate van arbeidsongeschiktheid berekend van 62,73%. Het Uwv heeft bij besluit van 24 maart 2022 aan appellante met ingang van 28 april 2022 een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet WIA toegekend.
1.2.
Bij besluit van 6 oktober 2022 (bestreden besluit) heeft het Uwv het hiertegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Hieraan liggen rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft extra beperkingen vastgesteld in de FML en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vastgesteld dat de geselecteerde functies nog geschikt zijn.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft overwogen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een zorgvuldig medisch onderzoek heeft uitgevoerd. Op het verslag van arts J.H. Wijers, dat vlak voor de zitting door appellante is overgelegd, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in een nader rapport van 19 april 2023 afdoende gereageerd. De rechtbank heeft over de door Wijers gestelde nieuwe diagnose geoordeeld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep terecht heeft aangegeven dat dit opmerkelijk is omdat
deze tot op heden niet in de curatieve sector van appellante is gesteld en dat Wijers ook geen
behandelaar is van appellante. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daarnaast met juistheid toegelicht dat uit het verslag van Wijers onvoldoende duidelijk wordt waarom appellante voldoet aan de criteria van de gestelde diagnose. Ook worden geen nieuwe objectieve onderzoeksbevindingen, waaruit de conclusie moet volgen dat er meer beperkingen moeten worden aangenomen, naar voren gebracht. De rechtbank heeft ook geen reden gezien om aan te nemen dat appellante, gelet op haar beperkingen, op de datum in geding de geselecteerde functies niet zou kunnen verrichten.
Het standpunt van appellante
3.1.
Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Zij heeft tegen die uitspraak aangevoerd dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest en zij stelt zich daarnaast op het standpunt dat zij volledig arbeidsongeschikt is. Appellante heeft toegelicht dat meer waarde moet worden gehecht aan het rapport van de door haar ingeschakelde arts Wijers nu zijn kennis en vaardigheden actueel en toereikend zijn. Ten onrechte heeft de rechtbank geoordeeld dat Wijers een nieuwe diagnose heeft gesteld. Ook de verzekeringsarts bezwaar en beroep gaat uit van de diagnose CVS en de bedrijfsarts heeft SOLK vastgesteld waar de diagnose CVS uit voortvloeit. Onvoldoende is in acht genomen dat appellante te kampen heeft met forse vermoeidheid. Er had dan ook een zwaardere urenbeperking in acht moeten worden genomen, ook om te voorkomen dat verdere gezondheidsschade optreedt.
Het standpunt van het Uwv
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit over de mate van arbeidsongeschiktheid op 62,73% in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt.
4.1.
Op grond van artikel 5 van de Wet WIA bestaat recht op een WIA-uitkering als een betrokkene ten minste 35% arbeidsongeschikt is. De mate van arbeidsongeschiktheid wordt berekend door het loon dat een betrokkene in zijn laatste werk nog had kunnen verdienen, te vergelijken met het loon dat hij kan verdienen in passende functies. Deze beoordeling is gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek. Beide aspecten worden hieronder besproken.
Medische beoordeling
4.2.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het onderzoek van de artsen van het Uwv voldoende zorgvuldig is geweest. De beroepsgrond dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest, slaagt niet. Onderschreven wordt wat de rechtbank hierover heeft geoordeeld in de
overwegingen 16.1 en 16.2 van de aangevallen uitspraak.
4.3.
De rechtbank heeft ook terecht geoordeeld dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. De beroepsgrond dat appellante volledig arbeidsongeschikt moet worden geacht, slaagt niet.
4.4.
Wat over de medische beoordeling door de rechtbank in de aangevallen uitspraak is overwogen, wordt onderschreven. Appellante heeft in hoger beroep nieuwe medische informatie overgelegd van de door haar ingeschakelde arts Wijers. Wat appellante in hoger beroep onder verwijzing naar de in beroep en hoger beroep ingebrachte rapporten van Wijers heeft aangevoerd, tast het oordeel van de rechtbank niet aan. Het Uwv heeft met het rapport van de verzekeringsarts van 9 maart 2022 deugdelijk gemotiveerd dat er geen sprake is van geen benutbare mogelijkheden omdat appellante niet voldoet aan de criteria die volgen uit het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. Appellante is niet opgenomen in een ziekenhuis of WLZ-erkende instelling, is niet bedlegerig of dermate afhankelijk in het dagelijks leven (ADL) dat zij niet zelfredzaam is. Er is geen sprake van een volledig onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren en ook niet van een infauste levensverwachting, sterk wisselende belastbaarheid of het verlies van benutbare mogelijkheden binnen drie maanden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapporten van 26 september 2022, 28 februari 2023, 19 april 2023, 31 oktober 2023 en 8 mei 2024 overtuigend gemotiveerd dat in de FML van 26 september 2022 voldoende rekening is gehouden met de beperkingen van appellante. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft afdoende toegelicht dat arts Wijers niet gevolgd kan worden in zijn stelling dat appellante voldoet aan de criteria om de diagnose chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS) te kunnen stellen. Deze diagnose is ook niet vastgesteld in de curatieve sector. Daarnaast heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep getoetst aan de Standaard duurbelastbaarheid in arbeid en afdoende gemotiveerd waarom geen verdergaande urenbeperking aan de orde is. Hij heeft toegelicht dat de COPD niet ernstig is en dat hiermee al uitgebreid rekening is gehouden door een urenbeperking van vier uur per dag. In zijn rapport van 8 mei 2024 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gemotiveerd uiteen gezet dat per 6 november 2023 een verdergaande urenbeperking aan de orde is als gevolg van een in oktober 2023 doorgemaakte griep waardoor appellante verder beperkt is geraakt. Op de datum in geding, 28 april 2022, waren die beperkingen nog niet aan de orde.
Arbeidskundige beoordeling
4.5.
Uitgaande van de juistheid van de FML van 26 september 2022 wordt met de rechtbank geoordeeld dat de functies die aan het bestreden besluit ten grondslag zijn gelegd, gelet op de aan deze functies verbonden belastende factoren, in medisch opzicht passend zijn voor appellante. Onderschreven wordt wat de rechtbank daartoe heeft overwogen in 17.2 van de aangevallen uitspraak. Daar wordt aan toegevoegd dat het Uwv ook afdoende heeft gemotiveerd dat de functie van ontbijtmedewerker (SBC-code 111080) passend is. Verwezen wordt naar het resultaat functiebeoordeling van de voorbeeldfuncties en de toelichting daarbij van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep op de signaleringen van mogelijke overschrijdingen van de belastbaarheid van appellante. Anders dan appellante heeft aangevoerd is ervaring in deze functie niet vereist.

Conclusie en gevolgen

5. Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de toekenning van de WIA-uitkering aan appellante waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 62,73%, in stand blijft.
6. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.W. Akkerman, in tegenwoordigheid van S.C. Scholten als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 december 2024.
(getekend) E.W. Akkerman
De griffier is verhinderd te ondertekenen