ECLI:NL:CRVB:2024:2287
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de ZW-uitkering en geschiktheid van functies na WIA-beoordeling
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de ZW-uitkering van appellante per 26 mei 2022 door het Uwv. Appellante betwist dat zij in staat is om de eerder geselecteerde functies te vervullen, vanwege haar medische beperkingen. De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat het Uwv terecht heeft besloten de uitkering te beëindigen. De Raad stelt vast dat er geen toegenomen medische beperkingen zijn ten opzichte van de eerdere WIA-beoordeling. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. De Raad concludeert dat de medische en arbeidskundige grondslag voor de beëindiging van de ZW-uitkering voldoende is onderbouwd. Appellante heeft niet kunnen aantonen dat haar situatie is verslechterd, en de geselecteerde functies blijven geschikt. De Raad wijst erop dat de beoordeling van de geschiktheid van de functies niet opnieuw hoeft te worden uitgevoerd, omdat de medische beperkingen niet zijn toegenomen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten.