ECLI:NL:CRVB:2024:2286
Centrale Raad van Beroep
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 december 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep is ingetrokken door appellant, omdat het Uwv met een gewijzigde beslissing op bezwaar van 18 april 2024 tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellant. De uitspraak betreft de proceskostenveroordeling en de vergoeding van griffierecht.
De procedure begon met het indienen van het hoger beroep door mr. B.B.A. Willering, advocaat van appellant. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is op 25 januari 2023 ter zitting behandeld. Na heropening van het onderzoek en het benoemen van een deskundige, die op 29 januari 2024 een rapport heeft uitgebracht, hebben partijen hun zienswijze op het rapport gegeven. Op 4 juli 2024 heeft mr. Willering het hoger beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het Uwv in de proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het Uwv veroordeeld moet worden in de proceskosten die appellant heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De proceskosten zijn begroot op € 3.937,50, en het Uwv moet ook het door appellant betaalde griffierecht van in totaal € 184,- vergoeden. De uitspraak is gedaan door E.W. Akkerman, in tegenwoordigheid van S. Pouw als griffier, en is openbaar uitgesproken op 4 december 2024.