ECLI:NL:CRVB:2024:2286

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
4 december 2024
Zaaknummer
22/1414 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 december 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep is ingetrokken door appellant, omdat het Uwv met een gewijzigde beslissing op bezwaar van 18 april 2024 tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellant. De uitspraak betreft de proceskostenveroordeling en de vergoeding van griffierecht.

De procedure begon met het indienen van het hoger beroep door mr. B.B.A. Willering, advocaat van appellant. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is op 25 januari 2023 ter zitting behandeld. Na heropening van het onderzoek en het benoemen van een deskundige, die op 29 januari 2024 een rapport heeft uitgebracht, hebben partijen hun zienswijze op het rapport gegeven. Op 4 juli 2024 heeft mr. Willering het hoger beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het Uwv in de proceskosten.

De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het Uwv veroordeeld moet worden in de proceskosten die appellant heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De proceskosten zijn begroot op € 3.937,50, en het Uwv moet ook het door appellant betaalde griffierecht van in totaal € 184,- vergoeden. De uitspraak is gedaan door E.W. Akkerman, in tegenwoordigheid van S. Pouw als griffier, en is openbaar uitgesproken op 4 december 2024.

Uitspraak

Datum uitspraak: 4 december 2024
22/1414 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 april 2022, 20/5386 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. B.B.A. Willering, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is op 25 januari 2023 ter zitting van de Raad behandeld. Het onderzoek is heropend en de Raad heeft een deskundige benoemd. Deze deskundige heeft op 29 januari 2024 een rapport uitgebracht.
Partijen hebben hun zienswijze op het rapport gegeven.
Het Uwv heeft op 18 april 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Op 4 juli 2024 heeft mr. Willering namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 18 april 2024 aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
Het Uwv wordt veroordeeld in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot € 1.750,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en
€ 2.187,50 in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor de schriftelijke zienswijze na het verslag deskundigenonderzoek).
Ook moet het Uwv het door appellant in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 3.937,50;
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 184,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door E.W. Akkerman, in tegenwoordigheid van S. Pouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 december 2024.
(getekend) E.W. Akkerman
(getekend) S. Pouw