ECLI:NL:CRVB:2024:2265

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
24/320 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep tegen Uwv

Op 28 november 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 24/320 ZW. Deze uitspraak betreft een proceskostenveroordeling na de intrekking van het hoger beroep door de appellant, vertegenwoordigd door mr. F. Çelen. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 21 december 2023, waarin het Uwv was veroordeeld tot vergoeding van proceskosten in de eerste aanleg.

Na een gewijzigde beslissing op bezwaar van het Uwv op 4 juni 2024, heeft de appellant op 2 augustus 2024 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend en het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht.

De Raad overweegt dat op grond van artikel 8:75a van de Awb het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. In dit geval is het Uwv tegemoetgekomen aan de bezwaren van de appellant, maar de Raad oordeelt dat er geen grond is voor vergoeding van kosten in de bezwaarfase, aangezien de appellant daar zelf heeft geprocedeerd.

De Raad heeft echter wel aanleiding gezien om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep, welke zijn begroot op € 875,-. Daarnaast dient het Uwv het door de appellant betaalde griffierecht van € 138,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van S. Pouw als griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 28 november 2024
24/320 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 21 december 2023, 23/2146 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. F. Çelen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 4 juni 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 2 augustus 2024 heeft mr. Çelen namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb staat dat het bestuursorgaan met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. Dat geldt op grond van artikel 8:108, eerste lid, van de Awb ook in hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 4 juni 2024 aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen. Het Uwv is door de rechtbank al veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten in beroep. Appellant heeft verzocht om vergoeding van de kosten van de bezwaarprocedure en van het hoger beroep.
Appellant heeft in de bezwaarfase niet gevraagd om een vergoeding van kosten in bezwaar. Voor een vergoeding van de gemaakte kosten in bezwaar bestaat daarom geen grond. Overigens heeft appellant in bezwaar zelf geprocedeerd en is niet gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende kosten in bezwaar.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 875,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift).
Ook dient het Uwv het door appellant in hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 875,-;
  • bepaalt dat het Uwv aan appellant het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 138,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van S. Pouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 november 2024.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) S. Pouw