Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 875,-;
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 138,- vergoedt.
Centrale Raad van Beroep
Op 28 november 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 24/320 ZW. Deze uitspraak betreft een proceskostenveroordeling na de intrekking van het hoger beroep door de appellant, vertegenwoordigd door mr. F. Çelen. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 21 december 2023, waarin het Uwv was veroordeeld tot vergoeding van proceskosten in de eerste aanleg.
Na een gewijzigde beslissing op bezwaar van het Uwv op 4 juni 2024, heeft de appellant op 2 augustus 2024 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend en het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Raad overweegt dat op grond van artikel 8:75a van de Awb het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. In dit geval is het Uwv tegemoetgekomen aan de bezwaren van de appellant, maar de Raad oordeelt dat er geen grond is voor vergoeding van kosten in de bezwaarfase, aangezien de appellant daar zelf heeft geprocedeerd.
De Raad heeft echter wel aanleiding gezien om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep, welke zijn begroot op € 875,-. Daarnaast dient het Uwv het door de appellant betaalde griffierecht van € 138,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van S. Pouw als griffier.