In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. G.A.H.M. Steenbakkers, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had op 1 december 2021 in de zaak met nummer 21/2214 geoordeeld over de arbeidsongeschiktheid van appellante. Tijdens de procedure heeft het Uwv, vertegenwoordigd door A.M.M. Schalkwijk, een verweerschrift ingediend. Op 27 juli 2023 vond het onderzoek ter zitting plaats, waarbij mr. Steenbakkers namens appellante aanwezig was. De Raad heeft het onderzoek heropend en dr. H.N. Sno als deskundige benoemd. Deze deskundige heeft op 2 april 2024 een rapport uitgebracht, waarop appellante een zienswijze heeft gegeven. Het Uwv heeft vervolgens op 10 juli 2024 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen, waarbij het bezwaar van appellante opnieuw gegrond werd verklaard. Appellante werd met ingang van 1 december 2020 volledig arbeidsongeschikt geacht en haar WGA-vervolguitkering werd omgezet in een WGA-loonaanvullingsuitkering. Na deze beslissing heeft appellante haar hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv appellante tegemoet is gekomen en heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 4.408,29, inclusief griffierecht. De uitspraak is gedaan door A.I. van der Kris, in tegenwoordigheid van griffier S. Pouw, en is openbaar uitgesproken op 28 november 2024.