In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om ziekengeld toe te kennen aan betrokkene. De weigering was gebaseerd op het feit dat betrokkene niet verzekerd was voor de Ziektewet (ZW) vanuit de Werkloosheidswet (WW). De rechtbank had eerder geoordeeld dat betrokkene in januari 2019, toen hij nog verzekerd was, ziek was en niet in staat om zich ziek te melden. Dit oordeel werd echter niet gevolgd door de Raad, die oordeelde dat er geen objectieve gegevens waren die de claim van betrokkene ondersteunden.
De Raad oordeelde dat de beëindiging van de WW-uitkering van betrokkene per 1 maart 2019 in rechte vaststaat, waardoor hij op de datum van zijn ziekmelding op 29 maart 2019 niet verzekerd was voor de ZW. De Raad volgde het standpunt van het Uwv dat er geen bewijs was dat betrokkene in januari 2019 al psychotisch was, en dat de medische informatie die na deze datum was verzameld, niet voldoende was om de claim te onderbouwen. De Raad concludeerde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat betrokkene recht had op een ZW-uitkering, en vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische gegevens in zaken omtrent ziekengeld en de voorwaarden waaronder iemand recht heeft op een uitkering. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het beroep van betrokkene ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen recht heeft op de gevraagde ZW-uitkering.