ECLI:NL:CRVB:2024:225
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering IVA-uitkering door Uwv; beoordeling duurzaamheid arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 februari 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv om geen IVA-uitkering toe te kennen. Appellant had verzocht om een IVA-uitkering per 22 februari 2021, maar het Uwv had in plaats daarvan een WGA-uitkering toegekend, omdat de volledige arbeidsongeschiktheid niet duurzaam werd geacht. Appellant was het niet eens met deze beslissing en stelde dat zijn beperkingen wel degelijk duurzaam waren.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 20 december 2023, waar appellant werd bijgestaan door zijn advocaat en een tolk aanwezig was. Het Uwv werd vertegenwoordigd via videobellen. De Raad heeft de argumenten van appellant in hoger beroep beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat het Uwv terecht had geoordeeld dat de arbeidsongeschiktheid van appellant niet duurzaam was. De Raad volgde de eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die het bestreden besluit van het Uwv had bevestigd.
De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts van het Uwv voldoende had onderbouwd waarom de arbeidsongeschiktheid van appellant op de datum in geding niet duurzaam was. Appellant had geen nieuwe medische informatie overgelegd die zijn standpunt kon onderbouwen. De Raad bevestigde de beslissing van het Uwv om een WGA-uitkering toe te kennen en wees de verzoeken van appellant om proceskostenvergoeding af, omdat het hoger beroep niet slaagde.