ECLI:NL:CRVB:2024:2212

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 november 2024
Publicatiedatum
26 november 2024
Zaaknummer
21/2755 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens overlijden appellant zonder erfgenamen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 november 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 21/2755 WLZ. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk verklaard omdat de appellant, die op 5 juni 2023 is overleden, geen erfgenamen heeft die de procedure willen voortzetten. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 26 juli 2023, waar niemand namens de appellant aanwezig was. Het CAK was vertegenwoordigd door mr. S.S. Lalmohamed. Na het overlijden van de appellant is er een schorsing van het onderzoek geweest om te kijken of erfgenamen de procedure konden voortzetten. De broer van de appellant, [naam broer], heeft in een brief van 19 maart 2024 aangegeven geen duidelijkheid te hebben over de erfgenamen.

De Raad heeft vervolgens in de Staatscourant van 11 september 2024 aangekondigd dat de behandeling van de zaak op 11 oktober 2024 zou plaatsvinden. Ondanks deze aankondiging is er niemand van de erfgenamen verschenen op de zitting. Het CAK was vertegenwoordigd door A. Mizab via een beeldbelverbinding. De Raad heeft vastgesteld dat er geen erfgenamen zijn die de appellant als partij in dit geding hebben opgevolgd en die het geding willen voortzetten. Hierdoor is het procesbelang van de appellant komen te vervallen, wat leidt tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

21/2755 WLZ
Datum uitspraak: 22 november 2024
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 10 juni 2021, 20/3719 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
wijlen [appellant] , in leven laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats] (Groningen) (appellant)
het CAK
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft [naam broer] , broer van appellant, hoger beroep ingesteld.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 26 juli 2023. Voor appellant is niemand verschenen. Het CAK heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S.S. Lalmohamed.
Op die zitting is vastgesteld dat appellant op 5 juni 2023 is overleden. Het onderzoek ter zitting is geschorst om te onderzoeken of de erfgenamen van appellant de procedure voortzetten.
[naam broer] heeft de Raad in een brief van 19 maart 2024 bericht geen duidelijkheid te kunnen geven over de erfgenamen en voortzetting van de procedure.
De Raad heeft, gelet op het bepaalde in artikel 8:26, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, in de Staatscourant van 11 september 2024 aangekondigd dat de behandeling van de zaak op de zitting van 11 oktober 2024 zal plaatsvinden. Van de zijde van de erfgenamen van appellant is niemand ter zitting verschenen. Namens het CAK heeft A. Mizab via een beeldbelverbinding aan de zitting deelgenomen.

OVERWEGINGEN

1. Appellant is op 5 juni 2023 overleden. Daarmee is zijn belang bij voortzetting van het geding komen te vervallen.
2. Naast de aankondiging in de Staatscourant, is een uitnodiging voor de zitting van 11 oktober 2024 zowel per aangetekende als per gewone post naar het laatst bekende adres van appellant gestuurd.
3. Niet is gebleken van erfgenamen die appellant als partij in dit geding zijn opgevolgd en die het geding zouden willen voortzetten. Ook na de aankondiging in de Staatscourant hebben zich geen belanghebbenden gemeld met het verzoek als partij aan het geding deel te mogen nemen. Dit betekent dat er geen processueel belang meer is om het hoger beroep te beoordelen. Het hoger beroep is daarom niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door A. van Gijzen, als voorzitter en M.A.H. van Dalenvan Bekkum en J.H. Ermers als leden, in tegenwoordigheid van S.S. Blok als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 november 2024.
(getekend) A. van Gijzen
(getekend) S.S. Blok