ECLI:NL:CRVB:2024:2212
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. van Gijzen
- M.A.H. van Dalenvan Bekkum
- J.H. Ermers
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens overlijden appellant zonder erfgenamen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 november 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 21/2755 WLZ. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk verklaard omdat de appellant, die op 5 juni 2023 is overleden, geen erfgenamen heeft die de procedure willen voortzetten. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 26 juli 2023, waar niemand namens de appellant aanwezig was. Het CAK was vertegenwoordigd door mr. S.S. Lalmohamed. Na het overlijden van de appellant is er een schorsing van het onderzoek geweest om te kijken of erfgenamen de procedure konden voortzetten. De broer van de appellant, [naam broer], heeft in een brief van 19 maart 2024 aangegeven geen duidelijkheid te hebben over de erfgenamen.
De Raad heeft vervolgens in de Staatscourant van 11 september 2024 aangekondigd dat de behandeling van de zaak op 11 oktober 2024 zou plaatsvinden. Ondanks deze aankondiging is er niemand van de erfgenamen verschenen op de zitting. Het CAK was vertegenwoordigd door A. Mizab via een beeldbelverbinding. De Raad heeft vastgesteld dat er geen erfgenamen zijn die de appellant als partij in dit geding hebben opgevolgd en die het geding willen voortzetten. Hierdoor is het procesbelang van de appellant komen te vervallen, wat leidt tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.