ECLI:NL:CRVB:2024:2174

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
20 november 2024
Zaaknummer
23/458 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering toekennen Wajong-uitkering op basis van arbeidsvermogen

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de weigering van het Uwv om hem een Wajong-uitkering toe te kennen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 17 oktober 2024, waarbij appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. A. Yüksel, en het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. I.L.M. Dunselman. De Raad heeft vastgesteld dat appellant, geboren in 1990, een aanvraag voor een Wajong-uitkering had ingediend, maar dat het Uwv na medisch onderzoek concludeerde dat hij over arbeidsvermogen beschikt. Het Uwv had zijn aanvraag op 21 februari 2022 afgewezen, en dit besluit werd later door de rechtbank Amsterdam bevestigd.

De Raad heeft de argumenten van appellant, die stelde dat zijn medische situatie onvoldoende was meegewogen, zorgvuldig overwogen. Appellant heeft onder andere brieven van zijn psychiater ingediend ter ondersteuning van zijn standpunt. De Raad concludeert echter dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige van het Uwv de medische en sociale problematiek van appellant adequaat hebben beoordeeld. De Raad oordeelt dat appellant voldoet aan de voorwaarden voor arbeidsvermogen, ondanks zijn ADHD en gedragsstoornis, en dat hij in staat is om bepaalde taken uit te voeren.

Uiteindelijk bevestigt de Raad de uitspraak van de rechtbank en de weigering van de Wajong-uitkering blijft in stand. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht, omdat het hoger beroep niet slaagt.

Uitspraak

23/458 WAJONG
Datum uitspraak: 20 november 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 december 2022, 22/4422 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

SAMENVATTING

Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv terecht heeft geweigerd appellant een uitkering op grond van de Wajong toe te kennen.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. A. Yüksel, advocaat, hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingediend. Het Uwv heeft een verweerschrift en een nader rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 17 oktober 2024. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Yüksel. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I.L.M. Dunselman.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant, geboren op [geboortedatum] 1990, heeft met een door het Uwv op 13 december 2021 ontvangen formulier een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Daarbij is vermeld dat hij heel druk is en moeite heeft om goed te functioneren in arbeid. Het Uwv heeft vervolgens een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek verricht, waarna geconcludeerd is dat appellant arbeidsvermogen heeft. Met een besluit van 21 februari 2022 heeft het Uwv vervolgens geweigerd appellant een Wajong-uitkering toe te kennen.
1.2.
Bij besluit van 5 augustus 2022 (bestreden besluit) heeft het Uwv het hiertegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Hieraan liggen rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. Daartoe heeft de rechtbank, voor zover van belang, overwogen dat het door appellant aangevoerde aspect dat hij niet een baan kan vasthouden er niet toe leidt dat hij recht heeft op een Wajong-uitkering. Het gaat niet om het al dan niet zelf kunnen vasthouden van een baan, maar om het kunnen uitvoeren van een of meerdere taken. Daarbij geldt dat ook als een taak alleen met begeleiding kan worden vervuld, dit niet in de weg staat aan een Wajong-uitkering. Uit het dossier blijkt niet dat appellant niet in staat zou zijn om de geselecteerde taken uit te voeren. Ook blijkt daaruit niet dat appellant niet aan de drie overige vereisten voldoet. Appellant heeft een indicatie banenafspraak gekregen waardoor hij begeleiding van een jobcoach kan krijgen. Dat die afspraak nog niet tot stand is gekomen, kan worden verklaard uit het feit dat appellant daarvoor zelf nog geen contact heeft opgenomen met de jobcoach. De rechtbank komt, net als de verzekeringsarts bezwaar en beroep en het Uwv, tot de conclusie dat appellant arbeidsvermogen heeft.
Het standpunt van appellant
3.1.
Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellant heeft tegen die uitspraak aangevoerd dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn medische situatie. Appellant is onder behandeling van een psycholoog en moet daarom in aanmerking komen voor een Wajong-uitkering. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft appellant brieven van psychiater dr. Liesdek van 20 mei 2023 en 5 juni 2023 ingebracht. Appellant heeft ter zitting verklaard dat hij geen recenter rapport kan overleggen omdat de behandelend psychiater al langere tijd niet te bereiken is en hij op de wachtlijst staat voor een nieuwe psychiater.
Het standpunt van het Uwv
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit over de weigering van de Wajong-uitkering in stand heeft gelaten. Dat doet de Raad aan de hand van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt.
4.1.
Een betrokkene heeft recht op een Wajong-uitkering als hij jonggehandicapte is in de zin van artikel 1a:1, eerste lid, van de Wajong. Daarvan is sprake als een betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie (arbeidsvermogen) heeft. Op grond van artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten heeft een betrokkene geen arbeidsvermogen als hij (a) geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie, (b) niet over basale werknemersvaardigheden beschikt, (c) niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur, of (d) niet ten minste vier uur per dag belastbaar is. Het Uwv moet dus beoordelen of een betrokkene voldoet aan (ten minste) één van deze vier genoemde voorwaarden. De beoordeling van het arbeidsvermogen is gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek.
4.2.
In geschil is of het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat appellant beschikt over arbeidsvermogen. Het geschil spitst zich daarbij toe op de vraag of voldaan is aan de voorwaarde dat appellant niet over basale werknemersvaardigheden beschikt.
4.3.
Bij appellant is sprake van een chronisch psychische aandoening in de vorm van ADHD en een gedragsstoornis. Door de verzekeringsarts (bezwaar en beroep) en arbeidsdeskundige (bezwaar en beroep) is vastgesteld dat appellant moeite heeft met het tonen en beantwoorden van respect, betrokkenheid en sympathie in relaties. Hij is gevoelig voor de wijze waarop anderen hem bejegenen, bijvoorbeeld de wijze waarop men hem een taak opdraagt. Wanneer dit op een autoritaire wijze gebeurt kan appellant in verzet komen en tegendraads gedrag vertonen. Daardoor heeft hij ook moeite met het omgaan met meerderen; het onderhouden van formele relaties met personen die een hogere machtspositie innemen is moeilijk voor hem. Appellant heeft moeite met het hanteren van conflicten, met name wanneer er verschillen van mening zijn waarbij emoties een belangrijke rol spelen. Wanneer dit speelt heeft hij tevens moeite met het blijven richten van de aandacht, wederom wanneer dat gaat om anderen die hem iets opdragen of zich op autoritaire wijze naar hem opstellen. Dan lukt het hem niet om de aandacht te blijven richten op de activiteit waarmee hij op dat moment bezig is. Appellant is beperkt ten aanzien van het omgaan met stress en andere mentale eisen. Hij kan op zich goed omgaan met situaties waarbij een bepaalde tijdsdruk geldt of waarbij hij verantwoordelijk is voor de afronding van een bepaalde taak, maar ook hier geldt dat een trigger kan bestaan in 'het moeten' van bepaalde dingen, of wanneer hij ervaart bepaalde dingen te 'moeten'. In die situaties zal er verzet bij appellant ontstaan. En indien het verder oploopt kan dit leiden tot het neerleggen van een bepaalde taak. Appellant komt het best tot zijn recht in werk dat recht doet aan zijn kwaliteiten, waarbij voldoende zelfstandigheid, vrijheid en regelruimte bestaat bij het organiseren van het eigen werk. Het is van belang dat de stijl van leidinggeven van zijn meerdere aansluit bij de behoefte van appellant aan respect en het dragen van verantwoordelijkheid. Het is daarom gewenst dat een werkopdracht steeds op een niet-autoritaire manier wordt gegeven. Maar ook dat er duidelijke regels zijn en kaders voor de taakuitvoering en dat (opbouwende) feedback, indien nodig, op een bij appellant passende wijze wordt gegeven. Appellant werkt zoveel mogelijk binnen een eigen, afgebakende taak, waardoor er geen sprake is van intensieve samenwerking met collega's. Er is bij voorkeur geen sprake van het moeten onderhouden van contacten met collega's en klanten, waarbij er sprake kan zijn van belangentegenstellingen. Daardoor is de kans op het ontstaan van conflicten beperkt. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn bij ontevreden klanten in een dienstverlenend beroep of bij klanten die een vordering moeten voldoen. Appellant kan in principe wel op professionele wijze omgaan met klanten en collega's, mits er sprake is van voornamelijk informatieve contacten. Omdat appellant snel getriggerd kan worden wanneer er dingen gebeuren in de omgang met anderen, is het van belang dat er steeds een vertrouwde begeleider/leidinggevende in zijn nabijheid is, die goed kan luisteren en die hij kan benaderen wanneer de stress te hoog oploopt en hij de neiging krijgt om tegendraads gedrag te gaan vertonen. De begeleider kan hem dan helpen om dingen weer goed op een rijtje te krijgen en de emotie te verminderen. Dit om te voorkomen dat er problemen ontstaan in de relatie met collega's en klanten, in de taakuitvoering en dat dit leidt tot uitval van werk. Om appellant te leren om op adequate wijze met lastige situaties in zijn werk om te gaan is het gewenst dat hij gedurende een bepaalde periode begeleid wordt door een jobcoach. Voor wat betreft de sociale werkomgeving heeft de arbeidsdeskundige van belang geacht dat appellant in een werkomgeving komt te werken waarin er sprake is van onderling respect en collegialiteit. Er dient begrip te zijn bij zijn collega's voor het soms tegendraadse gedrag van appellant en de gevoeligheden die daaraan ten grondslag liggen. Dit om te zorgen dat dingen in de relationele sfeer niet direct escaleren wanneer er belangentegenstellingen of wrijvingen zijn. Verder is het van belang dat de collega’s van appellant behulpzaam zijn wanneer door opkomende stress bij hem de aandacht wegvalt en hij weer op weg moet worden geholpen.
4.4.
De Raad ziet geen aanleiding de verzekeringsarts bezwaar en beroep en arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in dit goed gemotiveerde standpunt niet te volgen. De bij appellant aanwezige medische en sociale problematiek is door de verzekeringsarts bezwaar en beroep en arbeidsdeskundige bezwaar en beroep onderkend en wijkt niet wezenlijk af van het beeld zoals dat uit de brieven van de behandelend psychiater van 20 mei 2023 en 5 juni 2023 naar voren komt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 6 februari 2024 daarover opgemerkt dat appellant bekend is met ADHD en gedragsproblematiek. Dit laatste is nu geduid als een persoonlijkheidsstoornis. Het Uwv heeft deze problematiek onderkend en heeft hiermee rekening gehouden bij de beoordeling. Deze informatie biedt geen aanknopingspunten voor het oordeel dat appellant niet over basale werknemersvaardigheden zou beschikken.
4.5.
Niet in geschil is dat appellant aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur en ten minste vier uur per dag belastbaar is. De door de arbeidsdeskundige geselecteerde taken van ‘verzendklaar maken van goederen’en ‘bezorgen van post intern’ voldoen voorts aan de in 4.3 geschetste voorwaarden voor het functioneren in een arbeidsorganisatie.
4.6.
Uit 4.3, 4.4 en 4.5 volgt dat de rechtbank terecht het standpunt van het Uwv heeft onderschreven, dat appellant beschikt over arbeidsvermogen en om die reden niet als jonggehandicapte is aan te merken.

Conclusie en gevolgen

5. Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de weigering van de Wajong-uitkering in stand blijft.
6. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.J.M. Weyers, in tegenwoordigheid van S.S. Blok als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 november 2024
.
(getekend) E.J.J.M. Weyers
(getekend. S.S. Blok