ECLI:NL:CRVB:2024:2169

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
20 november 2024
Zaaknummer
21/4590 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake proceskostenveroordeling na intrekking van het beroep door appellant

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 november 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant heeft het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met een gewijzigde beslissing op bezwaar van 21 november 2023 volledig aan zijn bezwaren tegemoet is gekomen. De Raad heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, die zijn vastgesteld op € 2.187,50. Dit bedrag is berekend op basis van de kosten voor rechtsbijstand, waarbij rekening is gehouden met de punten voor het indienen van het hogerberoepschrift, het verschijnen ter zitting en een nadere reactie. Daarnaast moet het Uwv het door appellant in hoger beroep betaalde griffierecht vergoeden, dat is vastgesteld op € 134,-. De uitspraak is gedaan door M.E. Fortuin, in tegenwoordigheid van griffier S. Pouw, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

21/4590 WIA, 23/2769 WIA
Datum uitspraak: 20 november 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 1 december 2021, 20/9498 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. S.
çakal, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 maart 2023. Voor appellant is mr.
çakal verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.W. van Schaik. Het onderzoek ter zitting is geschorst.
Het Uwv heeft op 8 mei 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen en bij brief van 28 juni 2023 heeft het Uwv de kosten in bezwaar vergoed aan appellant. Bij brief van 26 oktober 2023 heeft appellant daarop gereageerd.
Het Uwv heeft op 21 november 2023 opnieuw een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Appellant heeft op 26 december 2023 het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht om het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen verweer gevoerd.
Onder toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een nader onderzoek ter zitting achterwege gebleven. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Op grond van artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Appellant heeft het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 21 november 2023 volledig aan zijn bezwaren tegemoet is gekomen. Omdat het Uwv de kosten van bezwaar reeds heeft vergoed en de rechtbank al heeft bepaald dat het Uwv de proceskosten en het griffierecht in beroep moet vergoeden, zal de Raad nog slechts een oordeel geven over de in hoger beroep gemaakte kosten.
Het Uwv wordt veroordeeld in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten voor rechtsbijstand worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 2.187,50 in hoger beroep (1 punt voor het hogerberoepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor een nadere reactie, met een waarde per punt van € 875,-), dus in totaal € 2.187,50.
Daarnaast moet het Uwv het door appellant in hoger beroep betaalde griffierecht vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 2.187,50;
  • bepaalt dat het Uwv aan appellant het in hoger beroep betaalde griffierecht van
€ 134,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door M.E. Fortuin, in tegenwoordigheid van S. Pouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 november 2024.
(getekend) M.E. Fortuin
(getekend) S. Pouw