ECLI:NL:CRVB:2024:2165
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante en de vaststelling door het Uwv
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante, die per 1 oktober 2020 door het Uwv is vastgesteld op 70,06%. Appellante is van mening dat zij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen en dat zij niet in staat is om de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies te vervullen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 9 oktober 2024, waarbij appellante werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. S.J. Bergraaf-Fernandez, en het Uwv door mr. L.M.C.M. Levels.
De Raad heeft vastgesteld dat de medische beoordeling door het Uwv juist is en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid. De rechtbank Limburg had eerder het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Raad onderschrijft deze conclusie. De Raad heeft de argumenten van appellante, waaronder de stelling dat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, niet gevolgd. De Raad concludeert dat het Uwv voldoende rekening heeft gehouden met de beperkingen van appellante in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en dat de geselecteerde functies passend zijn.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en houdt in dat de verlaging van de WIA-uitkering van appellante in stand blijft. Appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht, aangezien het hoger beroep niet slaagt.