ECLI:NL:CRVB:2024:2157
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering toekenning WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid na medisch onderzoek
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellant per 24 maart 2022 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellant betwist deze beslissing en stelt dat hij meer medische beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen, waardoor hij niet in staat zou zijn de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies te vervullen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het Uwv terecht geen WIA-uitkering heeft toegekend. De Raad oordeelt dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. De geselecteerde functies zijn passend voor appellant, en de Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die het bezwaar van appellant ongegrond had verklaard. De Raad heeft de argumenten van appellant, waaronder de stelling dat zijn klachten onvoldoende zijn meegenomen in de beoordeling, niet gevolgd. De Raad concludeert dat er geen reden is om aan te nemen dat appellant meer beperkt is dan in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) is vastgelegd. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.