In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Limburg. Appellante had op 16 mei 2019 een aanvraag om bijstand ingediend, maar het college van burgemeester en wethouders van Stein had deze aanvraag niet in behandeling genomen omdat appellante niet de gevraagde gegevens had aangeleverd. De Raad oordeelt dat het college de aanvraag toch in behandeling had moeten nemen, omdat het college al was begonnen met de inhoudelijke beoordeling van de aanvraag. De Raad stelt vast dat het stadium van een incomplete aanvraag al was gepasseerd, en dat de gevraagde bewijsstukken niet noodzakelijk waren om de aanvraag in behandeling te nemen. Hierdoor was het college niet bevoegd om de aanvraag buiten behandeling te stellen.
De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van appellante gegrond verklaard. Het college is opgedragen om binnen acht weken een nieuwe, inhoudelijke beslissing te nemen op de bezwaren van appellante tegen het eerdere besluit. Tevens is het college veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 3.500,-. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van het college bij de behandeling van aanvragen om bijstand en de noodzaak om aanvragers de gelegenheid te geven om ontbrekende gegevens aan te leveren.