ECLI:NL:CRVB:2024:2130
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering toekenning WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en deskundigenonderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 november 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de weigering van zijn WIA-uitkering per 27 juli 2020. Appellant, die zich ziekmeldde op 30 juli 2018, had een uitkering aangevraagd op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde de aanvraag omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De verzekeringsarts en arbeidsdeskundige van het Uwv stelden dat appellant in staat was om bepaalde functies te vervullen, ondanks zijn gezondheidsklachten.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, waarna een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de situatie opnieuw hebben beoordeeld. De rechtbank Amsterdam heeft in een eerdere uitspraak geoordeeld dat het medisch onderzoek niet volledig was en heeft een deskundige benoemd. Deze deskundige concludeerde dat er meer duidelijkheid nodig was over de somatische aandoeningen van appellant. De rechtbank heeft echter geen aanleiding gezien om opnieuw een deskundige te benoemen, omdat de eerdere beoordelingen door de Uwv voldoende waren.
In hoger beroep heeft de Raad de argumenten van appellant heroverwogen, maar kwam tot de conclusie dat de rechtbank terecht het bestreden besluit heeft bevestigd. De Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen van het Uwv voldoende onderzoek hebben gedaan en dat er geen nieuwe medische feiten zijn gepresenteerd die de eerdere conclusies in twijfel trekken. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en de weigering van de WIA-uitkering blijft in stand. Tevens werd vastgesteld dat de redelijke termijn in de procedure was overschreden, wat resulteerde in een schadevergoeding van € 1.500,- voor appellant, te betalen door de Staat.