ECLI:NL:CRVB:2024:2117
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verlening maatwerkvoorziening Wmo en indicatie voor huishoudelijke ondersteuning
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de vraag centraal staat of de appellant recht heeft op ondersteuning bij het doen van boodschappen en het bereiden van maaltijden, en of het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam het ondersteuningsarrangement langer dan een jaar had moeten toekennen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 30 oktober 2024 uitspraak gedaan. De appellant ontving eerder een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) voor ondersteuning en regie bij het huishouden. Na een melding voor verlenging van deze maatwerkvoorziening in november 2020, heeft het college een ondersteuningsarrangement verstrekt dat in de loop van de tijd is aangepast. De appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het college, maar dit bezwaar is ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit van het college ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. De Raad oordeelt dat er geen indicatie is voor de gevraagde ondersteuning bij boodschappen en maaltijden, en dat de gezondheidstoestand van de partner van de appellant niet relevant is voor de beoordeling van de maatwerkvoorziening. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat het hoger beroep niet slaagt, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.