ECLI:NL:CRVB:2024:2117

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 oktober 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
23/1564 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verlening maatwerkvoorziening Wmo en indicatie voor huishoudelijke ondersteuning

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de vraag centraal staat of de appellant recht heeft op ondersteuning bij het doen van boodschappen en het bereiden van maaltijden, en of het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam het ondersteuningsarrangement langer dan een jaar had moeten toekennen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 30 oktober 2024 uitspraak gedaan. De appellant ontving eerder een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) voor ondersteuning en regie bij het huishouden. Na een melding voor verlenging van deze maatwerkvoorziening in november 2020, heeft het college een ondersteuningsarrangement verstrekt dat in de loop van de tijd is aangepast. De appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het college, maar dit bezwaar is ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit van het college ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. De Raad oordeelt dat er geen indicatie is voor de gevraagde ondersteuning bij boodschappen en maaltijden, en dat de gezondheidstoestand van de partner van de appellant niet relevant is voor de beoordeling van de maatwerkvoorziening. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat het hoger beroep niet slaagt, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.

Uitspraak

23/1564 WMO15
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 12 april 2023, 22/3541 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
Datum uitspraak: 30 oktober 2024

SAMENVATTING

In deze zaak is in geschil of ondersteuning op het gebied van het doen van boodschappen en het bereiden van maaltijden geïndiceerd is en of het college het ondersteuningsarrangement 5 complex langer dan een jaar had moeten toekennen. Net als de rechtbank beantwoordt de Raad deze vragen ontkennend.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. A.L. Kuit, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een reactie ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 18 september 2024. Partijen zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Aan appellant is een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) verstrekt bestaande uit ondersteuning en regie bij het huishouden in de vorm van zorg in natura.
1.2.
Appellant heeft in november 2020 een melding gedaan voor verlenging van de maatwerkvoorziening. Vervolgens heeft op 7 december 2020 een telefoongesprek met de Wmo-adviseur plaatsgevonden, waarna op 9 december 2020 een ondersteuningsverslag is opgemaakt. Appellant is akkoord gegaan met het ondersteuningsverslag en heeft dit op 10 december 2020 ondertekend naar het college verstuurd.
1.3.
Met een besluit van 22 december 2020 heeft het college aan appellant een ondersteuningsarrangement voor de periode van 11 januari 2021 tot en met 7 december 2025 verstrekt, bestaande uit ondersteuning en regie bij het huishouden, trede 5 basis, meerpersoonshuishouden. Hieronder valt het schoonhouden van de woning en het wassen en strijken van kleding. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.4.
Naar aanleiding van het bezwaar heeft het college een psychologisch advies gevraagd over de verstrekking van huishoudelijke ondersteuning aan appellant. Met een besluit van 6 september 2021 heeft het college het ondersteuningsarrangement gewijzigd in een getrapt ondersteuningsarrangement. Voor de periode van 13 september 2021 tot en met 11 september 2022 is het ondersteuningsarrangement vastgesteld op ondersteuning en regie bij huishouden, trede 5 complex meerpersoonshuishouden. Vanaf 12 september 2022 tot en met 7 december 2025 bestaat het ondersteuningsarrangement uit ondersteuning en regie bij huishouden, trede 5 basis meerpersoonshuishouden.
1.5.
Bij besluit van 16 juni 2022 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 22 december 2020 gegrond verklaard en het bezwaar voor zover gericht tegen het besluit van 6 september 2021 ongegrond verklaard.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De beroepsgrond dat sprake dient te zijn van trede 5 complex gedurende een periode van in ieder geval twee jaar, omdat het psychologisch rapport niet meer actueel was ten tijde van het bestreden besluit doordat de gezondheidssituatie van de partner na de datum van het advies is verslechterd, slaagt niet. Het psychologisch advies zag specifiek op appellant en uit dat advies blijkt dat gedurende één jaar complexe ondersteuning moet worden verstrekt, waarbij de zorgverlener appellant actief inzet bij het verrichten van taken, rekening houdend met zijn beperkingen. De gezondheidstoestand van de partner van appellant is dus niet relevant, nu de complexe ondersteuning expliciet bedoeld is om appellant te activeren. De beroepsgrond dat de toegekende complexe zorg niet is geëffectueerd slaagt ook niet. De rechtbank heeft er daarbij op gewezen dat het verschil tussen ‘basis’ en ‘complex’ niet is gelegen in het aantal uren dat er zorg verleend wordt, maar specifiek ziet op de wijze waarop de zorg wordt verleend. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen aanleiding bestaat voor een indicatie voor het doen van boodschappen en voor het bereiden van maaltijden. Appellant heeft zelf verklaard dat zijn oudste zoon ondersteunt bij de boodschappen. Ook blijkt dat de dochter appellant en zijn echtgenote ondersteunt bij het koken van maaltijden. Appellant heeft daarnaast niet gemotiveerd dat de algemeen gebruikelijke voorzieningen niet als passend kunnen worden aangemerkt.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat hij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

4.1.
De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt.
4.2.
Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe of andere gronden naar voren gebracht of redenen vermeld waarom de rechtbank tot een ander oordeel had moeten komen. Appellant heeft zich beperkt tot het herhalen van de in bezwaar en beroep aangevoerde gronden.
4.3.
De rechtbank heeft deze beroepsgronden in de aangevallen uitspraak afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom deze niet leiden tot een vernietiging van het bestreden besluit. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig en volstaat met een verwijzing daarnaar. De Raad maakt dan ook het oordeel waartoe de rechtbank op grond van deze overwegingen is gekomen tot het zijne.

Conclusie en gevolgen

4.4.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door K.H. Sanders, in tegenwoordigheid van E.P.J.M. Claerhoudt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2024.
(getekend) K.H. Sanders
(getekend) E.P.J.M. Claerhoudt