ECLI:NL:CRVB:2024:2096
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand en boete wegens niet gemelde aanspraak op studiefinanciering
Deze zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstand en de oplegging van een boete aan appellant. De aanleiding voor deze besluiten is de schending van de inlichtingenverplichting door appellant, die niet heeft gemeld dat hij aanspraak had op studiefinanciering. Appellant stelt dat hij deze verplichting niet heeft geschonden, omdat hij tijdens de procedure van zijn bijstandsaanvraag de behandelaar op de hoogte heeft gehouden van zijn aanvraag om studiefinanciering en de toekenning daarvan. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat appellant geen gelijk krijgt.
Het procesverloop laat zien dat appellant, vertegenwoordigd door mr. W.L. Hogenkamp, hoger beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel. Het college van burgemeester en wethouders van Zwolle heeft een verweerschrift ingediend. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 10 september 2024, waar appellant is verschenen, bijgestaan door mr. J.H. van den Berg, en het college vertegenwoordigd was door A. Guliker.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant op 28 mei 2020 studiefinanciering heeft aangevraagd en dat deze is toegekend. De Raad concludeert dat appellant in de periode waarin hij bijstand ontving, geen recht had op deze bijstand omdat hij aanspraak had op studiefinanciering. De Raad oordeelt dat appellant zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden door deze aanspraak niet te melden, wat heeft geleid tot de intrekking van de bijstand en de terugvordering van de gemaakte kosten. De opgelegde boete is evenredig aan de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van appellant. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.