ECLI:NL:CRVB:2024:2095
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand wegens niet gemelde op geld waardeerbare werkzaamheden
In deze zaak gaat het om een herziening en terugvordering van bijstand met als grondslag dat appellante niet heeft gemeld dat zij op geld waardeerbare werkzaamheden heeft verricht, in de vorm van behandelingen voor uiterlijke verzorging. Het dagelijks bestuur baseert dit vooral op de verklaringen die appellante tegenover toezichthouders heeft afgelegd. Volgens appellante bieden de gespreksverslagen waarin haar verklaringen zijn vermeld niet een toereikende feitelijke grondslag voor het standpunt van het dagelijks bestuur, omdat zij de gespreksverslagen onder druk heeft ondertekend en in deze verslagen niet is opgenomen wat zij heeft verklaard. Appellante krijgt geen gelijk.
Namens appellante heeft mr. B.J. Manspeaker, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 10 september 2024. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Manspeaker. Het dagelijks bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. T.J.A. Franssen. Ter zitting is op verzoek van appellante haar dochter als getuige gehoord.
Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de feiten en omstandigheden van belang. Appellante ontving sinds 1 augustus 2002 bijstand naar de norm voor een alleenstaande ouder, laatstelijk op grond van de Participatiewet (PW). Naar aanleiding van anonieme meldingen dat appellante een schoonheidssalon aan huis heeft, hebben toezichthouders van de Sociale Dienst Drechtsteden een onderzoek ingesteld. Dit leidde tot de herziening van de bijstand over de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 mei 2021 en de terugvordering van € 7.541,01. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De Raad bevestigt deze uitspraak, omdat de gespreksverslagen een toereikende feitelijke grondslag bieden voor het standpunt van het dagelijks bestuur dat appellante op geld waardeerbare werkzaamheden heeft verricht.