ECLI:NL:CRVB:2024:2085

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 november 2024
Publicatiedatum
7 november 2024
Zaaknummer
21/3196 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. J.P.J. Botterblom, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak werd behandeld op 15 februari 2023, waarbij appellante aanwezig was met haar advocaat en het Uwv vertegenwoordigd werd door mr. I. Smit. Tijdens de zitting heeft de Raad het onderzoek geschorst en nadere vragen gesteld aan het Uwv, dat deze heeft beantwoord. Na het benoemen van een deskundige, die op 21 maart 2024 een rapport heeft uitgebracht, heeft appellante haar zienswijze op het rapport gegeven. Op 9 juli 2024 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarmee het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante.

Op 2 augustus 2024 heeft mr. Botterblom namens appellante het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling van het Uwv. Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend. De Raad heeft, onder toepassing van de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht, besloten om het onderzoek te sluiten zonder nadere zitting. De Raad heeft overwogen dat het Uwv veroordeeld kan worden in de proceskosten, omdat het bestuursorgaan volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen. De proceskosten zijn begroot op € 4.821,50, inclusief het griffierecht van € 182,- dat het Uwv aan appellante moet vergoeden.

De uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, met L.B. Vrugt als griffier, en is openbaar uitgesproken op 6 november 2024.

Uitspraak

Datum uitspraak: 6 november 2024
21/3196 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 16 juli 2021, 20/1092 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. J.P.J. Botterblom, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De zaak is op 15 februari 2023 ter zitting van de Raad behandeld. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Botterblom. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I. Smit.
De Raad heeft het onderzoek ter zitting geschorst. De Raad heeft nadere vragen gesteld aan het Uwv, die het Uwv heeft beantwoord. Partijen hebben nadere reacties in gediend.
De Raad heeft vervolgens een deskundige benoemd. Deze deskundige heeft op 21 maart 2024 rapport uitgebracht. Appellante heeft een zienswijze op het rapport gegeven.
Het Uwv heeft op 9 juli 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 2 augustus 2024 heeft mr. Botterblom namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:64, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een nader onderzoek ter zitting achterwege gebleven, waarna de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb heeft gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 9 juli 2024 volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
Het Uwv wordt veroordeeld in de proceskosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. In de gewijzigde beslissing op bezwaar van 9 juli 2024 zijn de kosten in bezwaar al vergoed. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 2.187,50,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het indienen van een reactie, met een waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 1) en € 2.625,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het indienen van een reactie en 0,5 punt voor de zienswijze na verslag deskundigenonderzoek, met een waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 1). Daarnaast komen de in hoger beroep gemaakte reiskosten van in totaal € 9,00 voor vergoeding in aanmerking. Het totaalbedrag van de te vergoeden proceskosten bedraagt daarmee € 4.821,50.
Ook dient het Uwv het door appellante in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 4.821,50;
- bepaalt dat het Uwv het door appellante beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 182,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van L.B. Vrugt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 november 2024.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) L.B. Vrugt