ECLI:NL:CRVB:2024:2071
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering toekennen Wajong-uitkering op basis van arbeidsvermogen en medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld over de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellante een Wajong-uitkering toe te kennen. Appellante, geboren in 1993, heeft een HBO-opleiding afgerond en was werkzaam als junior ontwikkelaar. Na een ziekmelding in 2021 en beëindiging van haar dienstverband, heeft zij een aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend, waarbij zij diverse medische klachten heeft aangegeven, waaronder autisme en fibromyalgie. Het Uwv heeft na medisch onderzoek geconcludeerd dat appellante op haar achttiende verjaardag en de vijf jaren daarna over arbeidsvermogen beschikte, en heeft de aanvraag afgewezen. De rechtbank heeft het beroep tegen deze beslissing ongegrond verklaard, wat appellante heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld. De Raad heeft de argumenten van appellante in hoger beroep beoordeeld, waaronder de vraag of de rechtbank een psychiater als deskundige had moeten benoemen. De Raad heeft vastgesteld dat de medische beoordeling door het Uwv zorgvuldig was en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen. De Raad heeft ook opgemerkt dat appellante geen nieuwe beroepsgronden heeft aangevoerd die de eerdere oordelen zouden kunnen weerleggen. Uiteindelijk heeft de Raad de beslissing van de rechtbank bevestigd, wat betekent dat de weigering van de Wajong-uitkering in stand blijft. Appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht, aangezien het hoger beroep niet slaagde.