ECLI:NL:CRVB:2024:2059

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 oktober 2024
Publicatiedatum
4 november 2024
Zaaknummer
23/3150 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.I. Bal, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland. De rechtbank had eerder op 5 oktober 2023 uitspraak gedaan in een zaak die betrekking had op een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over een bezwaar van appellante. Op 14 maart 2024 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waardoor appellante heeft besloten het hoger beroep in te trekken. Ze verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten die zij heeft gemaakt in verband met het hoger beroep.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het Uwv volledig aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen, wat de intrekking van het hoger beroep rechtvaardigt. De Raad heeft vervolgens de proceskosten beoordeeld en bepaald dat het Uwv in de kosten van appellante moet worden veroordeeld. De proceskosten zijn begroot op € 875,- voor verleende rechtsbijstand, en het Uwv moet ook het door appellante betaalde griffierecht van € 136,- vergoeden. De uitspraak is gedaan door C. Karman, met M.D.F. de Moor als griffier, en is openbaar uitgesproken op 30 oktober 2024.

Uitspraak

23/3150 WIA
Datum uitspraak: 30 oktober 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 5 oktober 2023, 22/4510 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. M.I. Bal, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 14 maart 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Appellante heeft het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een onderzoek ter zitting achterwege gebleven. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Op grond van artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Appellante heeft het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 14 maart 2024 volledig aan haar bezwaren is tegemoetgekomen. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak al een proceskostenveroordeling uitgesproken inzake het beroep, dat was gericht tegen de beslissing op het bezwaar van haar werkgever van 28 juli 2022, en het Uwv veroordeeld tot vergoeding van griffierecht. Daarom moet de Raad alleen nog oordelen over de in hoger beroep gemaakte kosten.
Het Uwv wordt veroordeeld in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 875,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hoger beroepschrift) voor verleende rechtsbijstand.
Ook moet het Uwv het door appellante in hoger beroep betaalde griffierecht vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 875,-;
- bepaalt dat het Uwv het door appellante in hoger beroep betaalde griffierecht van € 136,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door C. Karman, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2024.
(getekend) C. Karman
(getekend) M.D.F. de Moor