ECLI:NL:CRVB:2024:2056
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid en beoordeling van medische beperkingen
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellante per 13 juni 2021 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellante stelt dat zij meer medische beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen, wat haar zou beletten om de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies te vervullen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en is tot de conclusie gekomen dat het Uwv terecht geen WIA-uitkering heeft toegekend. De Raad oordeelt dat de medische beoordeling door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd en dat de vastgestelde belastbaarheid van appellante op 13 juni 2021 juist is. De Raad heeft de argumenten van appellante, waaronder een brief van haar psycholoog, niet overtuigend geacht om tot een andere conclusie te komen. De rechtbank had eerder het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de geschiktheid van de geselecteerde functies, gezien de vastgestelde beperkingen. De uitspraak van de rechtbank blijft dan ook in stand, en appellante krijgt geen vergoeding voor haar proceskosten.