ECLI:NL:CRVB:2024:2053
Centrale Raad van Beroep
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. J.P. Schildkamp, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 2 februari 2023. Het hoger beroep werd ingetrokken nadat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 23 februari 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar had genomen, waarbij het Uwv volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellant. Appellant verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten die hij in verband met het beroep en het hoger beroep had gemaakt.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv inderdaad in de proceskosten moet worden veroordeeld, aangezien appellant zijn hoger beroep heeft ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar volledig aan zijn bezwaren tegemoet is gekomen.
De proceskosten zijn begroot op € 2.625,-, bestaande uit € 1.750,- voor de kosten in beroep en € 875,- voor de kosten in hoger beroep. Daarnaast moet het Uwv het door appellant betaalde griffierecht van in totaal € 185,- vergoeden. De uitspraak is gedaan door C. Karman, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier, en is openbaar uitgesproken op 30 oktober 2024.