ECLI:NL:CRVB:2024:2049
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag AOW-pensioen wegens onvoldoende bewijs van verblijf en werk in Nederland
Op 31 oktober 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van een appellant die een AOW-pensioen had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen door de Sociale verzekeringsbank (Svb) omdat de appellant niet kon aantonen dat hij in de jaren 1984 en 1985 in Nederland had gewoond of gewerkt. De Svb voerde een zorgvuldig onderzoek uit, maar vond onvoldoende bewijs om de aanvraag te honoreren. De rechtbank Amsterdam had eerder de afwijzing van de aanvraag bevestigd, en de Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de Svb de aanvraag terecht had afgewezen. De appellant had zijn stellingen onvoldoende onderbouwd en de door hem overgelegde documenten waren niet overtuigend. De Raad concludeerde dat de Svb voldoende onderzoek had gedaan naar de verblijf- en werkgeschiedenis van de appellant in Nederland. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de appellant geen recht had op AOW-pensioen. Tevens werd geoordeeld dat de appellant geen recht had op vergoeding van proceskosten, aangezien zijn beroep niet slaagde.