ECLI:NL:CRVB:2024:2042
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verzet tegen uitspraak over AOW en griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 oktober 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland. De Raad verklaart het verzet van appellante niet-ontvankelijk. Dit verzet volgde op een eerdere uitspraak van 3 mei 2024, waarin het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk was verklaard omdat het griffierecht niet tijdig was betaald. Appellante heeft verzet aangetekend, maar dit verzet is behandeld op een zitting op 12 september 2024, waarbij appellante via videoverbinding aanwezig was. De Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) was niet vertegenwoordigd.
Appellante heeft in haar verzetschrift aangevoerd dat zij de termijn voor het indienen van verzet heeft overschreden omdat zij enkele weken in een retraitecentrum verbleef. Ter onderbouwing heeft zij een brief van haar huisarts overgelegd, waarin wordt gesteld dat appellante in een crisis verkeerde en rust nodig had. De Raad oordeelt echter dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is, omdat uit de brief van de huisarts niet blijkt wanneer appellante precies in het retraitecentrum verbleef. Hierdoor wordt het verzet niet-ontvankelijk verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door E.C.G. Okhuizen, in tegenwoordigheid van griffier F. Sporrel, en is openbaar uitgesproken op 24 oktober 2024.