ECLI:NL:CRVB:2024:2027
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering toekenning WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid
In deze zaak staat de weigering van het Uwv om appellante per 17 september 2020 een WIA-uitkering toe te kennen centraal. Het Uwv heeft vastgesteld dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt is, wat volgens de Wet WIA vereist is voor het verkrijgen van een uitkering. Appellante is van mening dat zij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen en kan daarom de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies niet vervullen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en is tot de conclusie gekomen dat het Uwv terecht geen WIA-uitkering heeft toegekend. De Raad heeft de medische en arbeidskundige onderbouwing van het bestreden besluit als juist beoordeeld. De rechtbank Midden-Nederland had eerder het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Raad heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelt dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundigen voldoende hebben gemotiveerd waarom de geselecteerde functies binnen de belastbaarheid van appellante vallen. Het hoger beroep van appellante is dan ook afgewezen, en de weigering van de WIA-uitkering blijft in stand. Appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten en griffierecht.