ECLI:NL:CRVB:2024:2024
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de ZW-uitkering en de juistheid van de Functionele Mogelijkhedenlijst
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellante per 22 maart 2023. Appellante heeft zich ziekgemeld op 19 november 2021 en ontving een ZW-uitkering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv beëindigde de uitkering op basis van een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 16 mei 2023, waarin werd vastgesteld dat appellante in staat was om meer dan 65% van haar laatst verdiende loon te verdienen in geselecteerde functies. Appellante was het niet eens met deze beslissing en stelde dat haar medische beperkingen haar verhinderden om de geselecteerde functies te vervullen. De rechtbank Noord-Holland verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarna zij in hoger beroep ging bij de Centrale Raad van Beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 23 oktober 2024 behandeld. De Raad oordeelde dat de argumenten van appellante niet voldoende waren om te twijfelen aan de juistheid van de FML. De Raad volgde de conclusie van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige dat de belastbaarheid van appellante niet werd overschreden in de geselecteerde functies. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de beëindiging van de ZW-uitkering terecht was. Appellante kreeg geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht, omdat het hoger beroep niet slaagde.