ECLI:NL:CRVB:2024:2023

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 oktober 2024
Publicatiedatum
30 oktober 2024
Zaaknummer
23/3395 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering terug te komen op eerdere afwijzing Wajong-uitkering

In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om terug te komen op een eerder besluit van 26 oktober 2018, waarin appellant geen Wajong-uitkering werd toegekend. De Centrale Raad van Beroep heeft op 24 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. Appellant, geboren in 1988, had in 2018 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, maar het Uwv concludeerde dat er op zijn achttiende verjaardag geen aantoonbare beperkingen waren. Appellant heeft in 2021 opnieuw een aanvraag ingediend, maar het Uwv oordeelde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die de eerdere beslissing konden herzien. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht heeft geweigerd om terug te komen op het eerdere besluit, omdat appellant geen nieuwe gronden had aangevoerd die de rechtbank tot een ander oordeel hadden moeten brengen. De Raad heeft ook opgemerkt dat de ingediende stukken van appellant geen aanleiding gaven voor een ander oordeel. De beslissing van de rechtbank blijft dus in stand, en appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.

Uitspraak

23/3395 WAJONG
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 29 november 2023, 22/447 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 24 oktober 2024
SAMENVATTING
Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv terecht heeft besloten om niet terug te komen van het besluit van 26 oktober 2018, waarin het Uwv heeft geweigerd appellant een uitkering op grond van de Wajong toe te kennen.

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft nadere stukken ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 12 september 2024. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door P.J.L.H. Coenen.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant, geboren op [geboortedatum] 1988, heeft met een door het Uwv op 3 oktober 2018 ontvangen formulier een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Daarbij is vermeld dat appellant psychische klachten heeft. Het Uwv heeft vervolgens een verzekeringsgeneeskundig onderzoek verricht, waarna geconcludeerd is dat op de achttiende verjaardag geen sprake was van een (aantoonbare) beperking van de belastbaarheid, als rechtstreeks en medisch objectief vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek. Met een besluit van 26 oktober 2018 heeft het Uwv vervolgens geweigerd appellant een Wajong-uitkering toe te kennen. Hiertegen is geen rechtsmiddel aangewend.
1.2.
Appellant heeft met een door het Uwv op 8 juli 2021 ontvangen formulier opnieuw een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wajong. Bij de aanvraag is onder meer informatie gevoegd van de huisarts en de POH-GGZ. Het Uwv heeft vervolgens een verzekeringsgeneeskundig onderzoek verricht, waarna geconcludeerd is dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven om de beoordeling van 2018 te herzien. Met een besluit van 13 september 2021 heeft het Uwv vervolgens geweigerd appellant een Wajong-uitkering toe te kennen.
1.3.
Bij besluit van 16 februari 2022 (bestreden besluit) heeft het Uwv het hiertegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Hieraan ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep ten grondslag.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat appellant met zijn aanvraag heeft beoogd dat terug wordt gekomen van het besluit van 26 oktober 2018. Daarnaast heeft appellant een beroep gedaan op de regeling bij toegenomen arbeidsongeschiktheid. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat geen sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden. De verzekeringsarts heeft in het medisch onderzoeksverslag van 11 september 2021 voldoende gemotiveerd dat hier geen sprake van is, nu de ingebrachte informatie geen aanleiding geeft om beperkingen te stellen op achttienjarige leeftijd. De informatie geeft ook geen reden om de eerdere beoordeling onjuist te houden. Ter zitting heeft appellant verder aangegeven dat hij niet beschikt over medische informatie over zijn gezondheid op achttienjarige leeftijd. Voor zover appellant ook heeft verzocht om te beoordelen of sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid, heeft het Uwv zich terecht op het standpunt gesteld dat niet wordt toegekomen aan deze beoordeling, omdat niet is gebleken dat er op achttienjarige leeftijd sprake was van (aantoonbare) beperkingen van de belastbaarheid. Om die reden kan er niet worden gesteld dat sprake is van een toename van beperkingen. Ten slotte is de rechtbank niet gebleken dat de afwijzing van de aanvraag evident onredelijk is. Een reden om terug te komen van het besluit van 26 oktober 2018 ontbreekt daarom.
Het standpunt van appellant
3.1.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij het niet eens is met de uitspraak van de rechtbank.
Het standpunt van het Uwv
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit over de weigering om terug te komen van de afwijzing van de eerdere Wajong-aanvraag in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt.
4.1.
De rechtbank is op de in de aangevallen uitspraak weergegeven overwegingen tot het oordeel gekomen dat het Uwv de aanvraag van appellant om terug te komen van het besluit van 26 oktober 2018 terecht heeft afgewezen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig en verenigt zich met het op grond daarvan door de rechtbank gegeven oordeel.
4.2.
Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe gronden naar voren gebracht en/of gemotiveerd waarom de rechtbank tot een ander oordeel had moeten komen. Appellant heeft in hoger beroep een grote hoeveelheid stukken overgelegd, waaronder tientallen afschriften van politiemeldingen, verwijzingen naar youtube en internetberichten. Zonder enige onderbouwing of toelichting over wat appellant hiermee heeft bedoeld, ziet de Raad hierin geen aanleiding om tot een andersluidend oordeel te komen. Geconcludeerd wordt dat het Uwv terecht heeft geweigerd om terug te komen van het besluit van 26 oktober 2018.

Conclusie en gevolgen

5. Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de weigering om terug te komen van het besluit van 26 oktober 2018 in stand blijft.
6. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.S. de Vries, in tegenwoordigheid van S.S. Blok als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2024.
(getekend) D.S. de Vries
(getekend) S.S. Blok