ECLI:NL:CRVB:2024:2019
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van Wajong-uitkering en terugwerkende kracht
In deze zaak gaat het om de toekenning van een Wajong-uitkering aan appellant per 11 januari 2022. Appellant heeft in de periode van 2005 tot 2014 meerdere aanvragen voor een Wajong-uitkering ingediend, die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) zijn afgewezen. Appellant stelt dat hij al sinds 2010 recht heeft op een Wajong-uitkering, maar de Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat het Uwv terecht de uitkering pas per 11 januari 2022 heeft toegekend. De Raad volgt de argumenten van appellant niet, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een heroverweging van eerdere besluiten rechtvaardigen. De rechtbank Noord-Nederland had eerder het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. De Raad concludeert dat het Uwv geen aanleiding had om terug te komen op het besluit van 5 januari 2006, en dat de ingangsdatum van de Wajong-uitkering correct is vastgesteld op de datum van de aanvraag. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten, omdat het hoger beroep niet slaagt.