ECLI:NL:CRVB:2024:2018
Centrale Raad van Beroep
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep tegen het Uwv
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. R.S. Pot, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 december 2021. Het hoger beroep was gericht tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) en vond plaats onder zaaknummer 22/229 ZW. Op 7 september 2023 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarop appellante besloot het hoger beroep in te trekken. Tegelijkertijd heeft zij de Raad verzocht om het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep heeft in haar uitspraak van 24 oktober 2024 geoordeeld dat het Uwv in de kosten van appellante moet worden veroordeeld. Dit is gebaseerd op artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, dat bepaalt dat indien het bestuursorgaan tegemoetkomt aan de indiener van het beroepschrift, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak in de kosten kan worden veroordeeld. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen met de gewijzigde beslissing op bezwaar.
De totale proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 3.731,70, inclusief kosten voor verleende rechtsbijstand en het door appellante betaalde griffierecht van € 185,-. De uitspraak is gedaan door J.D. Streefkerk, in tegenwoordigheid van griffier L.B. Vrugt, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.